De bevoegdheid van de juffen!
Een ander probleem, dat zich niet geheel in het openbaar af heeft gespeeld, is het feit dat een aantal onderwijzeressen niet volledig bevoegd is. Dit blijkt in 1908 als de gemeente Amsterdam de aangevraagde subsidie van ƒ 1080 nog wel uitkeert, maar wel onder het voorbehoud dat het aantal bevoegde onderwijzeressen moet zijn toegenomen. Toegenomen in relatie tot het door het B & W vastgestelde Reglement ter verkrijging van Subsidie. Aanvankelijk was de termijn waarbinnen dit geregeld moest zijn gesteld op acht maanden, later verlengd tot twaalf maanden.
Vacature onderwijzeressen met een geboden salaris van ƒ 500,- per jaar. Bron: het NIW van 24 januari 1908 (via delpher).
Ondanks de ‘ijverige bemoeiingen’ van het bestuur lukt het niet om het vereiste aantal bevoegde onderwijzeressen aan te trekken. Mogelijk ligt dit, volgens B & W van Amsterdam, aan het grote aantal openbare voorbereidende scholen die zijn opgericht. Vandaar dat men tot het besluit komt om de subsidie uit 1908 niet terug te vorderen. Nee, zelfs het bedrag voor het komende jaar te verhogen tot ƒ 1620 (bron: De Tijd van 05-08-1909).
Vacature onderwijzeressen met een geboden salaris van ƒ 300,- tot ƒ 400,- per jaar. Bron: het NIW van 4 februari 1910 (via delpher).
(Aanvulling Frits: de financiële gelijkstelling openbaar en bijzonder onderwijs werd geregeld in de Grondwet van 1917 en de Onderwijswet van 1920).
Financiële ongelijkheid openbaar – bijzonder onderwijs in 1910. Bron: De Tijd van 2 mei 1910 (via Delpher).
Intussen moet er ook een nieuwe directrice zijn aangeworven. Ik vond namelijk een advertentie uit september 1907. Aanvankelijk vond ik geen bericht dat de vacature was ingevuld. Pas in 1911 wordt een naam genoemd en wel die van mej. A. Meijer. Zij wordt namelijk genoemd als één van de hoofden van een nieuw te openen bewaarschool in de Rhijnvis Feithstraat (bron: de Maasbode van 3 april 1911).