Schepen vulden bij de winkels in de straat hun voorraden aan, landverhuizers uit het Lloyd hotel deden hier hun inkopen en zeelieden en bootwerkers gingen naar een van de vele sigaren- en tabakswinkels voor rookwaren. Zeelieden konden bij een aantal tabakswinkels belastingvrij inkopen doen. Bootwerkers kochten veelal pruimtabak omdat er op werven, waar veel met brandgevaarlijke stoffen werd gewerkt, niet gerookt mocht worden.
De bewoners van de Czaar Peterbuurt waren voornamelijk arbeiders die in de haven werkten, bij Werkspoor, bij de NDSM-werf of bij de Spoorwegen. ’s Morgens liepen de bootwerkers in dikke rijen door de Czaar Peterstraat naar hun werk in de Rietlanden of de NDSM-werf en ’s avonds namen ze dezelfde route weer terug. Kees Spits herinnerde zich nog goed dat je de straat dan bijna niet kon oversteken zo druk was het.
Het leven speelde zich op straat af, je kende iedereen die in jouw woonblok woonde en je deed je boodschappen ook veelal in je eigen woonblok. Aangezien vrijwel ieder woonblok wel een kolenboer, bakker, slager, melkzaak, kruidenier en een groenteboer had, hoefde je de straat niet uit om inkopen te doen. Mensen die aan het uiteinde van de Czaar Peterstraat woonden gingen voor hun boodschappen ook vrijwel nooit naar het voorste gedeelte van de straat en een enkele keer maar naar het middengedeelte. Als je in de Blankenstraat woonden hoefde je eigenlijk ook niet naar de Czaar Peterstraat, want ook in de Blankenstraat zaten winkels voor alle dagelijkse boodschappen en in de Conradstraat idem dito.
Krappe tijden
Het Inkomen van de gezinnen in de Czaar Peterbuurt was laag. Soms te laag om een gezin te onderhouden. Als je bijvoorbeeld in de haven werkte was je nooit zeker van werk. Je kon je aansluiten bij de HAR, een soort arbeidspool voor havenarbeiders, dan was je tenminste verzekerd van een basisinkomen, maar dit was bepaald geen vetpot.
In de winter kon het zijn dat je was ‘uitgevroren’ dat betekende dat door de vrieskou het werk stil lag. Dan was er dus geen inkomen. Winkeliers in de straat begrepen dat en dan kon er worden gepoft.
Het beginnen van een winkel was in die jaren een populaire stap om het gezinsinkomen aan te vullen. Diny Hartendorp-van Dijk vertelt in wijkblad De Eilander in 2001 hoe betrekkelijk eenvoudig haar oma Dina Bakkers zakenvrouw werd. Je huurde een benedenwoning, ruimde de voorkamer leeg en zette de te verkopen spullen voor het raam. "Opoe Dien" begon een water- en vuur winkeltje, omdat de papiergrossierderij van haar man niet genoeg opbracht om een gezin met zes kinderen te onderhouden. Voor drie centen kreeg je vuur en voor een cent een emmer heet water. Er was veel vraag naar omdat het riskant was om in de kleine woningen met grote gezinnen zulke grote hoeveelheden water te verwarmen. Vooral op maandag (wasdag) en zaterdag (tobbedag) liepen de zaken goed. Daarnaast begon ze van alles te verkopen waar maar vraag naar was. Zo gingen de zondagse overhemden van haar opa grif over de toonbank. Helaas weet Diny niet meer waar het winkeltje van haar oma heeft gezeten.
Jan en Marie Breen-Panhorst namen in 1930 een snoepwinkel over in de Czaar Peterstraat 149. Ze begonnen met een snoeptafel en een mangelplank, maar breidden de zaak al snel uit tot een kruidenierswinkel. In het begin werkte Jan Breen nog bij de HAR als boekiesgast (tallyclerk) en dat betekende dat zijn vrouw doordeweeks alleen in de winkel stond. Later toen de zaken goed begonnen te lopen kon Jan zijn werk in de haven vaarwel zeggen.
Poffen en sparen
Er werd in de Czaar Peterbuurt druk gepoft omdat het volgens de winkeliers te veel ophield om elke keer dat je boodschappen deed af te rekenen. In de regel betaalde je een keer week wat er op de lat stond. Als een winkelier te makkelijk liet opschrijven en de rekening te hoog liet oplopen kon hij in de problemen komen omdat de leveranciers ook betaald moesten worden. Juri Jansma had een bakkerij, maar ging failliet omdat hij volgens buurtbewoners te vaak liet opschrijven. De vader van Ys Hopman was bootwerker en begon een kruidenierszaak in de Lijndenstraat. Toen zijn vader een bootwerker aansprak om de openstaande rekening betalen, pakte deze een mes en begon op hem in te steken. Dit illustreert wel hoe moeilijk het soms was voor een winkelier om er bij klanten op aan te dringen hun openstaande rekening te voldoen. Uiteindelijk moest zijn vader de winkel noodgedwongen verkopen en pakte hij zijn oude beroep weer op.
De zoons van groenteboer Gerrit Heijnen wisten zich nog te herinneren dat hun vader met een klant had afgesproken dat er de volgende dag betaald zou worden. Toen de klant niet verscheen ging de groenteboer maar eens bij de klant langs. Toen bleek dat de klant inmiddels was verhuisd en Heijnen kon naar zijn centen fluiten.
Naast poffen kon je bij bepaalde winkels sparen voor luxe artikelen zoals bijvoorbeeld een paas- of kerstbrood. Als je dan regelmatig in die winkel wat kocht dan had je met de feestdagen genoeg gespaard voor een luxe stol of een pakje roomboter.
Betaalzegels, zoals die van Ouwel, werden bij veel winkels in de Czaar Peterbuurt aangenomen. Winkeliers vermeldden in hun advertenties welke zegels ze accepteerden. Als er iets bijzonders was en je geld en je zegels waren op dan ging je naar buren of kennissen om te vragen of zij nog zegels hadden. Op die manier ontstond er soms een levendige ruilhandel in zegels.
De informatie over deze winkeltjes is deels afkomstig van Wim de Haan (1876-1979). Hij was een bewoner van de Czaar Peterbuurt en heeft in de jaren zestig en zeventig bewoners en ex-bewoners van de Czaar Peterbuurt geïnterviewd over hun jeugd om ervoor te zorgen dat de herinnering aan de buurt levend bleef. Het is niet altijd duidelijk over welke periode ze spreken en sommige aantekeningen zijn erg summier. De aantekeningen en uitgewerkte interviews zijn bewaard gebleven in het Kees Spitsarchief dat zich in het Stadsarchief van Amsterdam bevindt. Ook het levensverhaal van Juri Jansma (1905-1984)bevindt zich in het Kees Spitsarchief. Diny Hartendorp-van Dijk (geb. 1934) heeft als kind in de Czaar Peterbuurt gewoond bij haar grootouders, die een papiergrossierderij hadden.