Augurken op de Oudeschans

Dit is het verhaal van zuurinleggerij Franschman, één van de vele families die in het zuur zaten. Dit is een verhaal uit het boek "De Zure Stad" waar 4 jaar onderzoek gedaan is naar de geschiedenis van tafelzuur in Amsterdam. Een verhaal van een vergeten unieke eetcultuur.

Jodenbuurt

Jodenbuurt

Als je één typische Joodse zuur-familie in Amsterdam zou moeten noemen, dan kom je al gauw op die van Franschman. Vader, moeder, broers, zussen, neven en nichten, vier generaties lang bestierde de familie hun zuur-nering vanaf het eiland Uilenburg in de Jodenbuurt. David Jacob Franschman (geboren in 1813) was in 1856 de eerste ‘augurkjes-man’ van de familie. Waar de naam vandaan kwam is niet helemaal duidelijk, want zijn voorouders droegen de naam Levie. Misschien had Davids vader ten tijde van de Napoleontische overheersing, toen mensen ‘officiële’ achternamen moesten kiezen, zich ingeschreven als ‘Fransman’. Frans waren ze waarschijnlijk niet, Joods zeker wel en vrijgevochten al helemaal. Misschien beter gezegd: ze gingen wat losjes om met de regels van de autoriteiten. Davids zoon Jacob belandde in 1875 in de Helderse gevangenis wegens diefstal. En ook Bennie (1879-1941) de kleinzoon van David en neef van Jacob, heeft met enige regelmaat de binnenkant van een gevangeniscel gezien. Kleine diefstalletjes, zoals van een fiets – zes maanden cel! – het helen van twee zakjes koffie, twee kistjes suiker en een baal tabak – een jaar cel – maakten hem tot een crimineel in de ogen der stadsbestuurders. Tot zijn eenendertigste jaar heeft Bennie Franschman vijf jaar in de cel gezeten. Een gevangenisarts achtte hem in 1902 'ongeschikt voor de cel, overprikkelingen van het zenuwstelsel'. Zijn broer Leendert (1890-1974), ook wel ‘halfoortje’ genoemd omdat hij een stuk oor miste, belandde slechts één keer in de gevangenis. Na deze onstuimige jeugd kwamen de broers in rustiger vaarwater. Beiden begonnen eigen inleggerijen die de lokale venters van zuur voorzagen. Bennies ‘Vooruitgang’ en Leenderts ‘Hollandse Inleggerij’ waren in de loop der jaren op verschillende plekken gevestigd op Uilenburg. Leman, de zoon van Bennie, zou na de oorlog zelfs een drijvende inleggerij aan de Oudeschans inrichten. Die oorlog had grote gaten geslagen in het ‘territorium’ van de familie Franschman. Niet alleen doordat veel leden van de familie in de kampen waren uitgemoord. Ook was er veel gesloopt in hun wijk. Ondanks de oorlog konden ze in hun zuurinleggerij aan de Oudeschans 23 toch door produceren, wellicht hadden ze een deal met de Duitsers getroffen om zo de oorlog te overleven. In 1946 startte Leo, de zoon van Leendert, een nieuwe zuurinleggerij op de nieuwe Uilenburgerstraat 22-24. De panden staan er nog en er zitten nu ambachtsbedrijven in zoals de Joodse meubelmaker Chaim Lodeizen. In 1960 werd het bedrijf verkocht voor 600.000 gulden aan Sedep, een bedrijf dat groot was geworden in Indonesië met de handel in thee en kina (de basis van kinine, het medicijn tegen malaria). Sedep wilde hun productie uitbreiden met het lucratieve tafelzuur. Van het geld kocht Leo Franschman aan de Italiaanse Riviera een broodjeszaak. Een klassieke Hollandse snackbar, met Hollandse muziek en een oer-Hol-lands product: de kroket. Wellicht zal hij er nog een hamburgertje met wat zuur hebben geserveerd. Uiteindelijk zou Leo zijn laatste dagen tot het jaar 2000 slijten in het beroemde bejaardenhuis 'De Flessenman' aan de Nieuwmarkt.

Dit is een verhaal uit het boek "De Zure Stad" waar 4 jaar onderzoek gedaan is naar de geschiedenis van tafelzuur in Amsterdam. Een verhaal van een vergeten unieke eetcultuur. 

Alle rechten voorbehouden

298 keer bekeken

Bekijk meer afbeeldingen

De Zure Stad

De Zure Stad

H. Braaksma

Schrijnende herinnering.

Als 7-jarige jongen kwam ik te wonen op de Oudeschans 23a boven de genoemde inleggerij dus. U mag raden hoe dat kwam. De Joodse bewoner was weggevoerd en is  omgebracht. Ik woonde vanaf dat moment op het mooiste plekje van Amsterdam recht tegenover de Montelbaanstoren. Ik heb er 20 jaar gewoond.