Het programma van de voorstelling die in de Plantage Schouwburg werd opgevoerd, spreekt van ‘Een Soldaterij in 8 Tafereelen’. Het is het Ensemble Bouber, een vaste bespeler van de schouwburg, die zorg droeg voor de voorstelling. Het stuk is gebaseerd op het gelijknamige boek van A.M. de Jong. Samen met de auteur heeft Herman Bouber het boek bewerkt voor het toneel. Herman Bouber speelt zelf mee. De eerste voorstelling is op zaterdag 31 januari 1931 en wordt gegeven voor de leden van Het Instituut voor Arbeidsontwikkeling en de V.A.R.A. (= Vereeniging van Arbeiders Radio Amateurs). Een heel lange looptijd heeft de voorstelling niet gehad, ook al zijn de recensies positief. Na enige tijd speelt deze soldaterij ook in andere theaters. De politie is bij de première langs geweest om het stuk te beoordelen. Men kende het boek van A.M. de Jong, ooit geschreven als een soldatendagboek in de krant ‘Het Volk’. De voorstelling heeft, net als het boek, een antimilitaristische strekking schrijft de bezoekende inspecteur van politie. Een week later komt er een tweede inspecteur die de inhoud van het stuk weergeeft. Hij ziet hele voorstelling toch vooral als ‘vroolijken soldatenhumor’. Hooguit zou je kunnen vallen over de uitroep: ‘Nooit meer oorlog”. Hij memoreert verder dat wat nu, op 5 februari 1931, als vrolijk wordt bestempeld in 1916 waarschijnlijk door de militaire autoriteiten ‘deze kwattasoldaten’ liever niet op het toneel had gezien. Kwattasoldaat is een scheldwoord en betekent ‘geen echte soldaat, een zwakkeling’). Het jaar 1916 valt middenin de mobilisatietijd afgekondigd tijdens de Eerste Wereldoorlog, deze zou vier jaar duren.
Maar de Inspecteur van Politie vindt niet dat er sprake is van belediging. Het artikel in Het Volk van 2 februari 1931 doet echter iets heel anders vermoeden. De koppen zijn sprekend: ‘Het leger een walgelijke comedie’ en ‘Een felle critiek op de domheidsmacht’. Natuurlijk, er wordt veel en terecht hartelijk gelachen, maar zowel boek als theaterstuk zijn sterk antimilitaristisch. De krant spreekt over de misdadige barbaarsheid van het militarisme dat met wortel en tak moet worden uitgeroeid.