Frits Slicht
St. Louis, een oordeel
Eindelijk is hier op ’t gebied, van de plateelbakkerij het beste bijeengebracht wat Nederland oplevert. De zes rekken met aardige beeldjes (caricaturen) van J. Mendes da Costa te Amsterdam zijn kostelijk "... de collectie vazen, schotels en pullen van De Distel te Amsterdam, teeder van ivoor-kleur en fijn van teekening, wedijveren met ’t mooiste oude Wedgwood; de ceramiek-paneelen (vooral dat naar een model van prof. Sturm) zijn hoogst verdienstelijk werk;" De schrijver bespreekt hier een tentoonstelling in St. Louis in de V.S., de Hollandsche Kunst op de World Fair. Bron: Het Vaderland van 30-05-1904.
In het tijdschrift ‘Op de Hoogte’ van 15 augustus 1904 wordt vermeld dat zij vernamen dat de Hollandse kunstsectie een uitstekende indruk had achtergelaten en zondermeer het beste was van de hele tentoonstelling. Als voorbeeld noemt het tijdschrift ‘ een vuurscherm van Nieuwenhuis’. Hoewel onvermeld gaat het om Theodoor Willem Nieuwenhuis die in dienst was bij De Distel (zie verhaal 31). Een vergelijkbaar oordeel over de Hollandse kunst velt Het Nieuws van den Dag van 25 mei 1904: “We zijn meer dan kranig voor den dag gekomen, en vooral komt dat uit, omdat onze naaste buren alhier, Duitschland en Oostenrijk, povertjes te voorschijn treden”.
In een van de beschrijvingen over St. Louis vond ik de naam van prof. G. Sturm als een van de ontwerpers van De Distel. Hij werd in een adem genoemd met de ontwerpers Nienhuis en Jansen. Georg Sturm kende ik wel al als docent van de Rijksacademie voor beeldende kunsten in de periode van Tjerk en Tjeed Bottema. Tot slot nog een vermelding in de krant De Grondwet dat er in de winkel (?) bij de plateelbakkerij De Distel ‘mooie potterij’ valt te bewonderen.
Afbeelding van stoel met het vuurscherm van en door Theo Nieuwenhuis. Bron: Op de Hoogte van 15 aug. 1904. 
Een evaluatie (van St. Louis en Luik)
Overigens werd later nog wel een soort van enquête gehouden over nut en noodzaak van de wereldtentoonstellingen. Hier gaat het om die van Luik en van St. Louis. Een uitgebreid verslag is terug te vinden in het tijdschrift de Hollandsche Revue van 23 april 1906. Onder de kop HET NUT VAN WERELDTENTOONSTELLINGEN?, volgt het volgende: “Het Dagelijksch Bestuur der „Maatschappij van Nijverheid" heeft onlangs een vragenlijst samengesteld en die aan exposanten op de jongste Wereldtentoonstellingen gezonden ten einde door middel van deze enquête te weten te komen, hoe deze belanghebbenden denken over het nut van dergelijke „world-shows".” De genoemde Maatschappij van Nijverheid is eerder voorbij gekomen, Jacobus Lob zat in het bestuur. De eerste pagina is terug te vinden en te lezen via: deze LINK.
Bijzondere inzending naar St. Louis, bron: de Courant van 14 mei 1904 
In het artikel wordt De Distel een aantal keren aangehaald. De Distel had de volgende kritische waarnemingen. St. Louis werd door een ieder overigens ongeschikt geacht voor zo’n tentoonstelling. De Distel had wat betreft Luik nog te melden dat: “Wat Luik betreft, was de beschikbare ruimte veel te klein en ongunstig gelegen. Bovendien was de wijze van tentoonstellen althans voor ons fabrikaat niet practisch.” Voor wat betreft een volgende wereldtentoonstelling vraag De Distel om een ‘Groote rijkssubsidie’, een ‘Verdeeling in groepen’ en ‘Aan het hoofd van iedere groep, zaakkundige, onpartijdige, flinke personen’. Tot slot: bescherming van het industrieel eigendom of een patentwet moet volgens De Distel beter worden geregeld.
OF NAAR: Verhaal 62