‘Engelse crews konden zich altijd enorm verbazen over al die “hooggeleerde” humpers.’
Niets wees in 1968 erop dat Noot van de Sanden ooit een van de gevierde geluidsmannen (nu productieleider) van Paradiso zou worden. Hij was toen pas tien jaar oud en woonde nog in Breda. Zijn verhaal vertoont dezelfde trekken als dat van collega Kors Eijkelboom. Ook hij is in 1977 om studieredenen in Amsterdam komen wonen.
De Zilverberg in Amsterdam Noord
‘Ik woonde in Amsterdam Noord in De Zilverberg, een studentenflat, op een kamertje van drie bij vier’ zegt hij en trekt er een vies gezicht bij om de slechte reputatie van die plek te benadrukken. ‘Ik was een broekie uit Breda. Er woonden twintig man op een afdeling. Ik studeerde eerst psychologie maar ben na een half jaar overgestapt op Nederlands. Ik heb mijn kandidaats gehaald. Ik heb een officieel diploma en zou les mogen geven.’ Hij priemt trots z’n vingertje in de lucht, als het ware om te onderstrepen dat er geen achterlijken werken in Paradiso. Juist dat Paradiso kwam tussen hem en een mogelijke carrière in het onderwijs.
‘Er waren wat ouderejaars die mij vroegen om mee te gaan naar Paradiso. Ik vond het doodeng natuurlijk,’ bekent hij. ‘Ik ben niet meegegaan en daarom heb ik al die punkconcerten waar Kors wel is geweest niet meegemaakt. The Clash, Blondie, The Sex Pistols…, allemaal niet gezien. Daar baal ik heel erg van! Dat is toch de periode die Paradiso gemaakt heeft tot wat het nu is. Voor die tijd was het een dood vogeltje. Er gebeurde toen helemaal niks. Als [toenmalige directeur] Huib Schreurs er niet geweest was… Die zag de potentie van punk. Dat heeft hij superslim aangepakt.’
Geluidsman van The Inside Nipples
Zijn eerste concert was er een van Herman Brood & His Wild Romance in 1978. ‘In Noord op mijn studentenflat daar woonden junks en hoeren. Op een rare manier was je ook wel een beetje trots op die Zilverberg. Er kwamen ook punks uit Noord langs. Die konden bij mij bier krijgen. Dat waren gastjes van zestien en die namen de nieuwste plaatjes mee van No Fun op de Rozengracht,’ mijmert Noot over de goeie ouwe tijd. In ruil voor het bier mocht hij ze opnemen op een cassettebandje. Voor hij er erg in had was hij ineens gelegenheidsgeluidsman van punkbandje The Inside Nipples, die ook in die flat zaten. ‘Zij repeteerden daar en vroegen: “Hé kun jij niet ons geluid doen? Jij bent tenminste niet zo eigenwijs!” Zo ben ik erin gerold. Het was maar één optredentje in de vier weken, maar het was wel heel leuk.’
Geluidsman in Paradiso
Via via kende hij iemand in Paradiso, die hem ongeveer dezelfde vraag stelde. ‘Zo werd ik in 1981 geluidsman in Paradiso. Huib Schreurs had me aangenomen en nog gevraagd of ik er nog iets naast deed. Die studie Nederlands vond hij een goed idee, want anders zou ik veel te lang in Paradiso blijven hangen. Dat vond hij niet goed. Ik kon toen natuurlijk niet weten dat ik bijna veertig jaar later daar nog zou werken. Er hebben altijd veel studenten of afgestudeerden, zelfs actieve advocaten, in Paradiso gewerkt. Engelse crews konden zich altijd enorm verbazen over al die “hooggeleerde” humpers.’
In zijn begintijd deed hij alles waar ze hem voor vroegen, of het nou humpen was of zelfs de garderobe doen. ‘Dat heb ik precies één keer gedaan. Dat werd één grote puinhoop,’ stelt hij geamuseerd vast. Behalve het geluid verzorgen in Paradiso kennen vele mensen hem nog als die ferme geluidsman van Claw Boys Claw in de jaren tachtig. Het geluid doet hij niet meer. ‘Want ik ben doof,’ vertelt hij onverminderd diep teleurgesteld. ‘Dat heeft echt aan mijn overmoed gelegen. Ik dacht dat dat mij niet zou overkomen. Maar het gebeurde toch.’
Prince gebruikte alles in Paradiso behalve Noot
Al bijna twintig jaar lang doet hij nu productie samen met Kors onder anderen. Terugkijkend op zijn tijd als geluidsman, kan hij desgevraagd niet echt een hoogtepunt noemen. Het tekent zijn bescheidenheid dat hij een andere geluidsman de eer gunt. ‘Misschien was het concert van Prince in 1995 wel het beste. Het was op dat avond dat [surfgitarist] Dick Dale had opgetreden. Ik had daar het geluid gedaan. Ik herinner me nog mensen die op echte surfplanken crowdsurften door de zaal. Die nacht zou Prince komen. Nou, dan laat ik me niet wegsturen. Prince gebruikte alle spullen van Paradiso, maar ik baalde ervan dat hijzelf een geluidsman had meegenomen. Ik had dat zó graag gedaan! Onze monitorman Rob Welling mocht wel aan de bak. Hij is een half jaar geleden overleden. Rob was een heel klein ventje, zelfs nog ietsje kleiner dan Prince. Ze stonden naast elkaar op het podium de soundcheck te doen. Rob was achter zijn monitors vandaan gekomen om de gebruikelijke tests te doen, “Choo, choo, choo, one, two, one two”, je kent dat wel. Zag je Prince zo opzij kijken van: “Wat is dat nou weer voor een klein mannetje?” Dat vonden wij allemaal heel grappig.’
Dat Prince alles van Paradiso gebruikte behalve Noot, zit hem nog altijd dwars, maar hij heeft toch nog plezier beleefd aan een bijzonder voorval. ‘Op een gegeven moment hoorde ik bij de soundcheck een brom in het geluid. Vond ik toch vervelend, want ze gebruikten wel onze spullen. Ik hoopte maar dat niemand het hoorde.’ Maar dat was buiten His Royal Badness zelve gerekend. ‘Hij kwam van het podium,’ vervolgt Noot zijn betoog. ‘Hij riep zijn backline-knakker erbij. “Fix it!” zei ie. Toen Prince terugkwam was die brom verdwenen. Het had dus aan zijn eigen spullen gelegen!’ Een hele opluchting voor de geluidsperfectionist die zelf ditmaal alleen maar werkloos kon toekijken en niet kon ingrijpen.
‘Majesteitsschennis’
Over de veelgeroemde optredens van The Rolling Stones in Paradiso in datzelfde jaar heeft hij ook iets te zeggen. ‘Ik was aan het werk daar. We waren al open, maar ze waren nog niet aan het spelen. Ineens valt er een orgel uit. Er moest een nieuwe komen vanuit Haarlem. Die moest door de laaddeur buiten. Een of andere wat dikkere gast met nog twee bezoekers staat precies daar een sigaretje te roken. Ze stonden flink in de weg. ‘Ik roep: “Aan de kant bolle!” of iets dergelijks. Ik keek hem daarbij aan. Was het Prins Willem van Oranje, onze huidige koning! Die twee anderen waren twee bodyguards, marechaussees of zo. Hij verontschuldigde zich direct: “O sorry.” Ik ben daarmee een van de weinige Nederlanders die onze vorst in zijn bijzijn beledigd heeft.’ Er is ons niets bekend van een aanklacht wegens majesteitsschennis.
Bloedbroeder met Joey Ramone
Noot denkt graag terug aan de dag waarop hij met The Ramones meeging naar de Mazzo. ‘Zulke uitstapjes zijn er tegenwoordig helaas niet meer bij. Er zijn helemaal geen gezellige contacten met bands meer. Geld en managements zijn allesbepalend geworden. De bands van nu kunnen zich geen uitvallers meer permitteren na een avondje stappen. Het is allemaal zo gestructureerd en netjes geworden. Vroeger gingen ze gewoon nog lekker op stap. Ik was daar met The Ramones en Marius Schrader, drummer van de Claw Boys. Ineens stelde Joey voor dat hij en ik bloedbroeders moesten worden. Hij pakte een mes en kerfde in allebei onze polsen en klaar.’ Tegenover me zit Joey Ramone’s bloedbroeder.
‘Arie Bowie’
Bowie heeft ook twee keer opgetreden in Paradiso, een keer met Tin Machine en de andere keer met zijn drum ‘n bass-project. Op beide avonden was Noot aan het werk. ‘[Programmeur] Jan-Willem [Sligting] had bij een van die twee keer een afleidingsmanoeuvre bedacht om Bowie veilig langs de fans in Paradiso te brengen. Hij had aan Arie ([Romeijn] van [voorheen] Get Records gevraagd om even Bowie te spelen om de fans bij de ingang om de tuin te leiden. Arie was bereid het spelletje mee te spelen. Er komt een auto aanrijden bij Paradiso. Er staat maar een mannetje of dertig voor de deur. De auto stopt. Nep security erbij. Arie stapt uit. Het publiek roept: “Arie, Arie, Arie.” De echte Bowie komt op dat moment met een bootje aan bij de achterkant om via de backstage ingang naar binnen te gaan.’
Gestopt als geluidsman
Noot doet zoals gezegd al heel lang het geluid niet meer. ‘Ik zou het ook niet meer kunnen,’ geeft hij toe. ‘Ik ben het een beetje kwijtgeraakt. Bovendien zijn er nu die digitale mengtafels, waar ik nooit mee heb gewerkt.’ Hij zegt het wel heel erg te missen. ‘Het is zo mooi om een band neer te zetten. Het gaat om de juiste dosering te vinden en mee te kunnen gaan met een band. Als jij en de band op de een of andere manier samengaan, dat is het mooiste. Voor een band is het fijn als de geluidsman begrijpt wat zij aan het doen zijn. Net als een dirigent moet je op het juiste moment harder of zachter gaan. Vooral dat mis ik het meest.’ Ook nu kan hij weer niet echt kiezen voor de band waar hij het beste mee heeft samengewerkt. Na enig aandringen rolt toch de naam van James Brown sidekick Maceo Parker eruit. Stel diezelfde vraag eens aan een band, met welke geluidsman ze het prettigst hebben samengewerkt, en de naam van Noot zal vaak genoemd worden. Dat krijg je nu eenmaal als je deel uitmaakt van de living history.
Naschrift: Een paar dagen later komt Noot alsnog met zijn favoriete concert als geluidsman: Frank Black & The Catholics. ‘Dat was na de eerste periode met The Pixies. Hij ging weer terug naar af, met een bandje in een busje, dat hijzelf laadde en loste. Ik heb hem daarbij geholpen. ’s Avonds mocht ik zijn geluid doen, want een eigen geluidsman had hij niet meer in die periode. Het was geweldig om te doen.’
Tekst door: Robbert Tilli