Opmerkelijk in dit hele verhaal is dat er een poging is geweest de schouwburg te redden. Aangezien het voor een belangrijk deel een politiekwestie is, zitten de rapporten en dergelijke in het politiedossier (Bron: SAA, 5225 – 4875). Dit speelde in maart 1938. Het gaat om Johannes Nicolaas ter Schiphorst, van beroep loodgieter, wonende Sarphatistraat 213³.
In een brief van 5 maart 1938 heeft hij een vergunning aangevraagd voor het houden van openbare vermakelijkheden. Dit leidde tot een kort onderzoekje in de ‘administratie van het register van bevolking’. Genoteerd worden onder andere de naam van zijn vrouw, zijn geboorteplaats en een aantal eerdere adressen. Op 12 maart 1938 wordt bevestigd dat hij een vergunning heeft aangevraagd bij de afdeling ‘Algemeen Dienstzaken’ van de Politie: ‘tot het geven van openbare vermakelijkheden en voor het publiek toegankelijke bijeenkomsten ter ontspanning en vermaak te doen houden in perceel Plantage Franschelaan 9 (Plantage Schouwburg)’.
De Hoofdcommissaris van Politiek laat middels een getypte aantekening op betreffend formulier weten ‘geen bezwaar’ te hebben. Hoewel er dus geen bezwaar is, wordt er toch nog een onderzoek gedaan en een rapport (d.d. 16 maart 1938) opgemaakt. In feite staat er hetzelfde als hiervoor genoteerd, maar met de aanvulling dat een soortgelijke vergunning al eerder is verleend. Het gaat dan om de vergunning verleend aan Colnot en Poons op 25 april 1919. Naast deze vergunning is er ook sprake van een ‘verlof A’ ten name van Colnot. Colnot wil echter geen afstand doen van dit verlof. Vastgesteld wordt ook dat de politieplaats (de verplichte zitplaatsen in de schouwburg) ‘dezelfde blijft als bekend’.
Op 25 maart 1938 wordt een en ander nog eens samengevat. In deze korte brief wordt verwezen naar een brief (gedateerd 5 maart 1938) van Johannes ter Schiphorst, maar deze brief ontbreekt. Behalve dat een aantal van de hierboven genoemde data worden gecorrigeerd, is er weinig nieuws te melden. Er lijken geen bezwaren te zijn tegen de vergunningverlening.
De vergunning lijkt echter niet te zijn verleend. De omstandigheden rond de schouwburg maakten dat er van een doorstart onder Johannes Schiphorst geen sprake kon zijn. Tot slot nog de melding van de politie (gedateerd 9 december 1938) dat het gebouw van de Plantage Schouwburg is verkocht en dat er een drukkerij zal worden gevestigd. De conclusie is dan ook dat er geen schouwburgcontroles meer hoeven te worden uitgevoerd.
Tot slot nog even kort iets over Johannes ter Schiphorst. Hij is twee keer getrouwd geweest. Zijn eerste huwelijk eindigde in een scheiding in januari 1935. Een jaar later trouwt hij opnieuw. Uit zijn eerste huwelijk had hij vijf kinderen. Al deze kinderen zijn op 28 juni 1934 uitgeschreven naar Bloemendaal, dus nog voor de scheiding van hun ouders, een half jaar later. Van de vier oudste kinderen heeft het gezin Ter Schiphorst in 1922 een groepsfoto laten maken, het jongste kind was nog niet geboren. De oudste dochter, Nicoletta, laat in 1946 opnieuw een foto maken, in haar uniform van de marine. Johannes ter Schiphorst overlijdt op 5 september 1939. Wat hem bewogen heeft om zich te werpen in het theatervak, we zullen het nooit weten.
Het doek valt definitief voor de Plantage Schouwburg
De bescheiden poging van een loodgieter heeft geen soelaas mogen bieden. Vanaf de verkoop van de Plantageschouwburg rest alleen nog de sloop en na de sloop nog slechts de herinnering aan vervlogen dagen. Het is opvallend hoe vaak de naam van de schouwburg nog wordt genoemd. Vaak in een In Memoriam van een overleden acteur, soms als een nostalgische overpeinzing.