Marius (officieel: Petrus Marinus) Spree is een stuk jonger dan zijn compagnon Frits Stoel. Hij is geboren op 31 augustus 1876 in Amsterdam. Als hij 15 jaar oud is gaat hij naar de Toneelschool. Op 3 juli 1893 staat een kort artikeltje in Het Nieuws van den Dag: kleine courant waarin wordt vermeld dat hij een eervolle vermelding krijgt voor zijn rol als ‘Kobus’ in ‘Vriend Frits’. Een eerste prijs zat er volgens de examenjury niet in, geen enkele examenkandidaat kreeg een eerste prijs. Marinus heeft echter helemaal geen examen gedaan. Hij verliet de opleiding na ‘den tweede klasse’. Hoogstwaarschijnlijk heeft hij een aanbod van ‘het Théâtre Tivoli’ niet kunnen weerstaan (Haagsche Courant van 30 juni 1893). Dit Theater was de Parkschouwburg (in het huidige Wertheimpark). Een maand later heeft al zijn eerste optreden (in: Een Martelares): “De Heer Spree heeft zich door de hoogst moeilijke rol goed doorgeslagen en vergastte ons natuurlijk op beminnelijke linkschheden, ieder beginner eigen. Zijn stem kan zeer sympathiek worden, als eenmaal de baard uit zijn keel is” . Bron: Het Nieuws van den Dag: kleine courant van 14-07-1893.
Spree en Stoel ‘nemen een schouwburg over’
Hoewel dit een mooie start is van een carrière is Marius Spree volgens de Theaterencyclopedie ontevreden over zijn gage. Het gebeurde regelmatig dat hij niet meer dan de helft kreeg uitbetaald. Vandaar dan ook het initiatief om samen met Frits Stoel de leegstaande schouwburg in de Plantage Franschelaan te gaan exploiteren.
Volgens de informatie van de Theaterencyclopedie zou de Plantage Schouwburg tussen 1892 en 1895 hebben leeg gestaan. Dit is niet correct, er zijn bijeenkomsten voor goede doelen gehouden en ook voorstellingen worden, zij het beperkt, aangekondigd in de diverse kranten. Op 21 februari 1895 staat er een kleine advertentie in Het Nieuws van den Dag. Formeel was de schouwburg tot aan 1895 in handen van de Firma van Lier. De zoons van Abraham van Lier richtten zich in deze periode echter vooral nog op de exploitatie van hun Grand Théâtre in de Amstelstraat.
In de advertentie staat dat de schouwburg, inclusief de inventaris, te huur is. Maar een paar maanden later, op 7 mei 1895, is er een openbare executieverkoop. De opbrengst is ƒ 45.000. De kopers zijn een zekere Nijkerk en Duitz. Maar kijkend naar de oorspronkelijke kosten: “Dit geheele terrein met al den opstal heeft gekost: ƒ 65.000 de grond, ƒ60.000 de schouwburg en ƒ 17.000 koffiehuis, enz. Alles tezamen heeft dus ongeveer ƒ 100.000 minder opgebracht. Of de schouwburg in wezen zal blijven, is nog niet te bepalen. Vermoedelijk niet.” Bron: Het Nieuws van den Dag: kleine courant van 08-05-1895.