De Orkestschool beleeft een succesvolle periode, maar daar komt verandering in. 1895 is het jaar dat Willem Kes afscheid neemt van het Concertgebouworkest en van de Orkestschool. Hij wordt aangenomen als dirigent van het Scottish Orchestra van Glasgow, reden was dat het een duidelijk beter betaalde baan was. Het stokje wordt overgenomen door W. Mengelberg.
Op 24 oktober 1895 was er een speciaal afscheidsconcert voor Willem Kes in het Concertgebouw met medewerking van de nieuwe orkestdirecteur W. Mengelberg als pianist. In de pers mooie lovende woorden voor de aftredende dirigent. Opvallend is het ontbreken van een verwijzing naar de Orkestschool. Voor het hele artikel in het Algemeen Handelsblad van 25-10-1895.
Heeft dit te maken met de opheffing van de Orkestschool die al aan de orde was een aantal maanden eerder? In juli 1895 maakte Kes duidelijk dat hij zou vertrekken. Met zijn vertrek werd de persoonlijke overeenkomst tussen hem en de leraren opgezegd. Zij waren nu vrij elders emplooi te vinden, aldus de heer Kes. Bron: DeTelegraaf van 28-07-1895.
Ook het tijdschrift Caecilia maakt melding van de opheffing: “Intussen betreurde men het na het gehoorde, dat een inrichting, die zóó uitstekend aan het doel beantwoordde en waar met zooveel vrucht van het voortreffelijk onderwijs werd genoten, door het vertrek van Kes zou ophouden te bestaan. Wel was het reeds enige tijd te voren bekend, dat de heer Viotta zijn „College voor muziek" zou uitbreiden en er instrumentale klassen aan zou toevoegen, doch de Orkestschool werd er niet door vervangen. Reeds hadden de heren Timmner en Mossel hunne medewerking aan Viotta's College toegezegd, toen het Bestuur van het Concertgebouw besloot de Orkestschool met den heer Mengelberg als directeur voort te zetten, terwijl het in het nieuwe contract der leden van het orkest de bepaling maakte, dat zij als leeraren van de Orkestschool aan geen andere inrichting mochten onderwijs geven. Het is niet te verwonderen, dat daarin door de leeraren geen genoegen werd genomen en, terwijl het Bestuur die bepaling later schijnt opgeheven te hebben, is het te bejammeren dat de heer Timmner meende niet te moeten wachten op dat nader genomen besluit van het Bestuur, doch zijn ontslag nam als concertmeester van het Concertgebouw. Thans is de heer T. als zoodanig verbonden aan het Ned. Operagezelschap. Velen zal het aangenaam zijn te vernemen, dat de directie van die opera veel zorg wijdt aan een goede bezetting van het orkest. Als curiositeit zij vermeld, dat er twee dames (leerlingen van den heer T.) aan de eerste violen zullen plaats nemen.” BRON: Caecilia; algemeen muzikaal tijdschrift van Nederland jrg 52, 1895, no 17, 01-09-1895