Jan Leever over zijn (oude-)meubelstoffeerderij
Al in 1945 begon zijn vader hier een meubelstoffeerderszaak, die in de familie bleef totdat Jan Leever in 2009 met pensioen ging. In 1953 trad hij in dienst bij zijn vader die hem het ambacht leerde. In 1965 en 1968 behaalde hij zijn Vakdiploma’s en in 1986 nam hij de zaak van zijn vader over.
Gedurende de meer dan vijftig jaar vindt Leever dat er eigenlijk weinig is veranderd, meer in materialen dan aan machines.
Leever voelt een grote verbondenheid met de buurt, ook al hebben ze in verschillende delen van Amsterdam gewoond. Hij is zelf in de Goudsbloemstraat geboren, en door de zaak heeft hij de verbondenheid met de buurt vast gehouden. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de herinnering die hij heeft aan het kruidenierswinkeltje van Tante Lien, in de Bloemstraat, waar ze vroeger vaak tijdens de lunch een boodschapje deden.
Dit was de periode toen er nog acht man personeel in het meubelstoffeerdersbedrijf van zijn vader werkten, over verschillende etages van het pand. Rond 1979, het jaar dat ze het pand kochten, veranderde het karakter van het bedrijf. Voor die tijd kwam ongeveer 85 procent van alle opdrachten van meubelzaak Oudejans aan de Bloemgracht, ze stoffeerden meubels die dan bij Oudejans werden verkocht. In deze periode verminderde het aantal opdrachten van Oudejans omdat ze steeds vaker kant en klare meubels direct bij de groothandel kochten. Leever zegt ook dat omdat de economie beter werd, minder mensen hun meubels lieten opknappen, en meer nieuw kochten. Er was niet meer genoeg werk voor personeel, en vader en zoon gingen met z’n tweeën verder. Het accent verschoof meer en meer naar repareren en bij dat overschakelen zijn ze ook steeds meer reclame gaan maken. En dat was nodig omdat er in de Jordaan nog zo´n vier á vijf stoffeerders zaten.
Toen hij begon, moest hij nog 10 jaar lang met de bakfiets op en neer over de grachten om de meubels af te leveren, onder andere bij Oudejans, die bakfiets huurden ze bij Keller ook in de Jordaan. Dat was de traditie in het bedrijf, de jongste moest op de bakfiets, na hem moest de volgende jongste dat nog 1-2 jaar, maar later toen minder mensen werkten namen ze een auto, een Fiat. Dat waren echt andere tijden, minder auto’s, en hij herinnert zich nog dat er toen gewoon op de weg werd gevoetbald. Voetballen doet hij zelf ook nog steeds (en coachen), op zijn 72ste, hij voelt zich nog heel gezond.
Leever gebruikt zijn vakkennis zo nu en dan nog voor vrienden. Zo kwamen tijdens het interview vrienden toevallig stoeltjes ophalen die Jan opnieuw stoffeerde en opvulde. En als bedankje werd er een afspraak gemaakt voor een etentje.