Er zaten niet uitsluitend vishandelaren in de vissteeg. Zo had je bijvoorbeeld groentehandelaar Hendrik Jansen. Hij had een halachtige winkel en de muren waren zo overbelast met blikken groenten, dat de klant de angst bekroop, dat vandaag of morgen de hele blikvoorraad met een donderende klap naar beneden zou komen. Er is overigens al eens een dodelijk ongeluk gebeurd, toen een pondsblik op iemands hoofd terecht kwam. Zijn zuinigheid was wijd en zijn bekend, maar even fameus was zijn voorliefde voor paarden. Er kon geen paard voorbij komen of Hendrik wil het bezitten. Er werd flink onderhandeld, de koop werd echter nooit gesloten. Buurtbewoners die Hendrik beter beweerden te kennen dan hij zichzelf kent, beweren wel eens dat hij nooit van plan was een paard te kopen. Hij speelde meer met de gedachte: dit paard is van mij.
Zeggen ze wel eens: ‘Hij is net een vrouw voor de uitstalkast van de modiste. In gedachten past ze elke hoed op, maar kopen… ho maar.’
Maar Hendrik zegt: ‘Men moet de tering naar de nering zetten, anders krijgt de nering de tering.’
Hendrik werd regelmatig geplaagd. Als zijn lange gestalte zichtbaar werd (nooit werd hij zonder sigaar gezien, er werd wel beweerd dat hij met een peuk tussen de lippen was geboren), zeiden ze geheimzinnig, dat Jacob van Bloemie (de vishandelaarster), of Jacob sinaasappelen of piepers bij hem heeft gepikt. Hoewel niet waar werd hij evengoed kwaad alsof ze hem voor miljoenen hebben begannefd.
vrij naar: MS blz 103 e.v. - Amsterdam, je hebt een zoute smaak – NV Het Parool – Amsterdam, 1964