Siegrid Voskuil-de Hoop vertelt:
Als het bezoek aan de visvrouw de nodige hoeveelheid vis had opgeleverd en mijn vader met Levie en zijn moeder waren uitgepraat gingen we weer verder de Jodenbreestraat op, naar de kaaswinkel van mijnheer Sluis.
In plaats van een kelder aan de straat had meneer Sluis een trap die naar de winkel ging. Hij stond in de zaak met zijn dochter of een winkeljuffrouw, dat kan ik me niet zo goed meer herinneren. De kaas werd in grote plakken afgesneden en er werd ‘driekwart kaas’ verkocht: meikaas in het voorjaar, maar ook kummelkaas en komijnekaas evenals nagelkaas, roomkaas en Goudse kaas
Ik weet wel dat die winkeljuffrouw een jonge, knappe, vrouw was met zwart haar. Meneer Sluis was een rossige, beetje kalende oudere man met een lorgnet.
Beide personen waren erg vriendelijk, want ik kreeg altijd een plak kaas, die ik lekker oppeuzelde terwijl mijn vader zijn bestelling deed. Ik werd daar ook altijd “jongedame” genoemd; ¨Lust de Jongedame een plakje verse roomkaas?¨ Ja, dat lustte ze wel. Na het bezoek aan de kaaswinkel, waar de kazen tegen de witbetegelde muur op planken waren opgestapeld, daalden we weer het trapje af naar de straat