De vader van de kruidenier Jan van Beek (1952) nam in 1946 de toen verlopen melkzaak over. Van Beek sr. moest de handel nieuw leven inblazen en toen wist hij meteen hoe zijn winkel ging heten.
Hoeveel van die gewone, niks alternatieve, kleine zelfstandige kruidenierszaken zijn er nog in het centrum. Twee, drie? Jan van Beek - zijn naam is ook de titel van een van de meesterwerken van jeugdboekenschrijver J.B. Schuil, gelukkig heeft hij het gelezen - stelt vast dat ook zijn zaken niet zo heel erg goed gaan. Maar hij lijdt er niet onder en hij begrijpt het ook wel. Jongeren zijn niet gewend naar meerdere adressen te gaan voor hun boodschappen. "Toen de groenteman en de slager hier vlakbij er nog waren, kon het in één rondje; dat zij dichtgingen, merkte ik ook."
Hij is verbonden met de zaak, allicht. Hij sliep er schuin boven, samen met zijn acht broers en zusjes. En in 1983 nam hij hem over. Senior stond wat ambivalent tegenover de winkel. "Hij was vooral dol op zijn melkwijk en die hield op toen de Amsterdammertjes kwamen, hij kon z'n kar niet meer kwijt. Hij was een man die naar zijn klanten toe wilde, op ze wachten in de winkel lag hem minder."
Het ligt Jan wel. Hij geniet. Hij wordt gewaardeerd. Hij bezorgt, voor niks, 's ochtends voor negenen, na sluiting 's avonds en het uurtje tussen de middag dat hij dicht is. Jan wordt hij door klanten genoemd, maar veelal ook 'lieverd, 'schat' en 'grote schat.' Op z'n vijftigste verjaardag organiseerden ze een enorme surpriseparty voor hem in De Krakeling. Hij is een niet gehaaste, hoogst innemende man.
En dan vertelt hij dit verhaal: "Ik stond uit te laden, een buurmeisje van een jaar of twintig vraagt of ze even zal helpen. Aardig. Ik stop haar dozen met Marsen en Twixen in haar handen. Ze loopt ermee naar gracht, roept hatsiekadee, en daar liggen die dozen in het water. Ik zeg: ga ze maar halen, en duw haar de gracht in. Toen riep ze: 'Ik kan niet zwemmen.' Moest ik haar er weer uithalen." Wat rigoureus misschien? "Ik was blind van drift. Later begreep ik ook dat het meisje niet helemaal spoorde. Tja."
Het was een incident. Hij zoekt harmonie, ook met de kinderen van het Barlaeus, het gymnasium dat een jaar of zes geleden tijdelijk een paar huizen verder was gehuisvest. Ze kwamen in groten getale binnen. "De mooiste periode van mijn werkzame leven, je ziet die kinderen opgroeien, het was ontzettend leuk."
Er waren een paar opdonders bij. "Het ging zo hard met mijn wasabinoten. Ik dacht: dat kan niet. Ik betrap een jongen en met hem twee andere die het op chips hadden gemunt. Ik loop achter ze aan, pak die zakjes af en zeg: 'Straks na school komen jullie bij me. En zo niet, dan is dit jullie laatste schooldag geweest'. Bluf natuurlijk, maar die brugklassertjes waren wel geïmponeerd. Ze kwamen bedremmeld binnen. Ik vraag: 'Hoe zouden jullie het vinden als er van jullie gestolen werd?' Geen antwoord natuurlijk."
En daarna deed Jan van Beek iets bijzonders. Hij gaf het drietal de in beslag genomen zakjes chips en de wasabinoten cadeau. "Dat vergeten ze hun hele leven niet meer." Het zal wel niet in de pedagogische handboeken staan. Maar mooi is het.