Paradiso 50: van broedplaats tot brand-name

Auteur: Fallback image Stan Rijven
Paradiso

Paradiso 50 jaar.. Je ziet de superlatieven als ‘legendarische poptempel’ en ‘beste popzaal ter wereld’ al voor je. Ander cliché: de Nederlandse debuten in Paradiso van The Sex Pistols (januari 1977) en Prince (mei ‘81), voorzien van interviews met fans ‘Ik was er bij!’. Hoewel historisch juist wordt daarmee voorbijgegaan aan de invloedrijke rol die het gebouw vervulde als trait-d’union tussen de sub- en burgerlijke cultuur. Ooit symbool voor een bezielde broedplaats met risicovolle programmering, is vandaag Paradiso niet meer tegendraads- hooguit tegenwoordig. Verbleekt tot een brand-name met over Amsterdam verspreide satellieten als Amstelkerk, Bitterzoet en Tolhuistuin.

 Kosmies Ontspanningssentrum Paradiso
Zomer 1968. Terwijl ‘Hey Jude’ uit alle Leidseplein-cafés schalt betreed een Haagse tiener voor het eerst Paradiso. Via het toenmalig ‘internet’, het subversieve popkrantje Hitweek/ Aloha, wist je hoe najaar 1967 het kerkgebouw van de Vrijzinnige Gemeente was gekraakt en daarna officieel ‘Kosmies Ontspanningssentrum Paradiso’ ging heten. Ik herinner me de ludieke zitjes en Perzische tapijtjes, de vloeistofdia's en het hippe theehuis vol hangjongeren avant la lettre. Een landelijk clubcircuit was verre toekomstmuziek, Paradiso hoorde nog bij de alternatieve Provadya-beweging van voor en door de jeugd georganiseerde centra. Ze voorzagen in popmuziek, film, dans, lichtshows en wellicht een huisdealer. De beurs-prijzen voor hash en weed hoorde je ’s zaterdags op de VARA-radio. In die vlegeljaren kon je niet vermoeden dat dankzij saxofonist Hans Dulfer vooral ‘Jazz in Paradiso’ stond geprogrammeerd. Laat staan dat ik er later als popjournalist bijna daaglijks binnenstapte en er zelfs een eigen event mocht organiseren.

Sleutelfiguren
Twee sleutelfiguren verdienen een monument. Fluxus-kunstenaar Willem de Ridder, naast oprichter van Hitweek (en nog veel meer) de geestelijke vader en naamgever van Paradiso, èn Huib Schreurs. Na het afscheidsconcert van zijn countryfolk-band CCC Inc. (mei 1974, Paradiso) zette Schreurs als directeur de lijnen uit waarmee Paradiso zijn ‘legendarische’ naam verwierf. Hij is de samensteller van de bizarre receptuur die het gebouw tot de jaren negentig een ongrijpbare positie bezorgde. Schreurs liet een wuivend neon-kruis op de nok plaatsen, een leistenen kompasnaald bij de entree. Symbolen voor een even betekenisvolle koers met bokswedstrijden, discoparties, requiem-missen,  koren-marathons, politieke debatten en niet te vergeten de Beurs voor kleine Uitgevers. Na de punk-hausse verving Schreurs de welig tierende graffity door een neutrale witte kleur zodat alle muziekgenres er nevenschikkend een plek kregen. New wave-, soul- en garagerock concerten naast Molukse- en Afrikaanse series, tango, klassiek en chanson naast het afscheid van de Zangeres Zonder Naam. ‘Alles kon’.

'Kantlijnen van de Pop'
Als oprichter van de Benelux-tak van IASPM (International Assocation for the Study of Popular Music) kreeg ik zodoende een weekend lang Paradiso ‘ter beschikking’, mits ’s avonds de geplande concerten van The Fall en INXS doorgang vonden. Al mijn stoute plannen voor ‘Kantlijnen van de Pop’ (30 mrt/ 1 april 1984) werden gerealiseerd. Overdag een 2-daags congres met voorzitter Boudewijn Büch en de Britse popsocioloog Simon Frith als een van de vele sprekers, met aansluitend een grootse platen/ cassettebeurs. Zelfs zijn eigen kantoor stond Schreurs af voor een pop-up galerie oftewel het eerste Beatles Museum ter wereld met alle hardcore parafernalia (die je vandaag in Alkmaar mag bewonderen). Dat wuivend neon-kruis is verdwenen, de tekst ‘Soli Deo Gloria’ boven het podium gebleven als gebeitelde herinnering aan een glorieus verleden. 

 

Alle rechten voorbehouden

234 keer bekeken

Cor Jabaaij

wat is tegendraads?

In ieder geval interessant om te lezen. Maar ik vraag me af of het niet gewoon een leeftijdskwestie (en daaraan gekoppeld een muzieksmaak) is om te spreken van een wel of niet risicovolle programmering.

Voor mij persoonlijk is bij het destijds programmeren van Tegentonen meer sprake van een risicovolle programmering dan bij het programmeren van Ticket to the tropics of Indiestad. Maar het gaat in alle gevallen om het presenteren van nieuwe bands, die nog niet bekend zijn bij het grote publiek. En of de huidige nieuwe bands uiteindelijk andere bands inspireren, zie je pas later.