Na ongeveer vijf jaar komt er in feite een einde wat ooit zo mooi was begonnen. Eén leraar blijft in ieder geval verbonden aan het vervolg van de Orkestschool en dat is Ary Belinfante. Dat de Orkestschool in naam verdween als zelfstandige inrichting, betekende niet een terugkeer naar ‘het oude’. In 1910 scheef het tijdschrift Caecilia het volgende over de Orkestschool: “Ze is reeds kort na Mengelberg's optreden, overgenomen door het Conservatorium en de Muziekschool der Amsterdamse Afdeling van Toonkunst, waarbij alle leerkrachten naar die instelling overgingen, zodat nu ook de opleiding van orkestmusici daar wordt gegeven. Tal van oud-leerlingen dier klassen hebben reeds eene plaats in het Amsterdams orkest gevonden, en voorzeker hebben die lessen er ook sterk toe medegewerkt het algemeen peil van ontwikkeling en beschaving van onze orkestmusici te verhoogen. Vooral in vergelijking met een dertig jaar geleden is dat verschil zeer merkbaar, al had men ook toen onder de coryfeeën algemeen ontwikkelde musici.” BRON: Caecilia; algemeen muzikaal tijdschrift van Nederland jrg 67, 1910 [volgno 2] 01-01-1910 (schatting)
Het tijdschrift maakt meer dan duidelijk dat de Orkestschool grote verdienste heeft gehad. Dat werd al eerder, in 1898, duidelijk gemaakt. De verandering, de samensmelting met het Conservatorium en de Muziekschool van Toonkunst leverde nog meer op.
“Ongetwijfeld zal deze verandering ten goede grote invloed uitoefenen op het kunstleven in de hoofdstad. Reeds dadelijk kan men wijzen op de voordelen voor de kunstenaars, die van deze samenwerking het gevolg zullen zijn ; alle solisten uit het orkest van het Concertgebouw zullen tevens als leraars een werkkring vinden bij de inrichtingen van onderwijs. Dat de materiële positie van die kunstenaars bevestigd wordt, zal ongetwijfeld der kunst ten goede komen. Doch de nieuwe organisatie levert nog een ander voordeel op en wel dit, dat terwijl vroeger slechts een gedeelte der muziekonderwijs - ontvangenden opgroeide onder de beschermende vleugels van het voortreffelijk orkest van heit Concertgebouw, in do toekomst alle in Amsterdam studeerenden jongelieden ineen nauw verhand zullen treden tot dit kunstinstituut.” BRON: Het Vaderland van 07-01-1898