In dit tweede deel over tegels in soorten maten wil ik het hebben over de carduustegel. De tegel had een meer dan toepasselijke naam, carduus is namelijk Latijn voor Distel! Eerst maar eens duidelijk krijgen waar we over hebben. Het blijkt allemaal niet zo eenvoudig om dit helder te krijgen. Opvallend genoeg is het verschil tussen de in 1909 of 1910 ontwikkelde Carduustegel door De Distel en de eerder gebruikte tegels meer dan duidelijk. Literatuur uit de eerste helft van de 20ste eeuw ontbreekt nagenoeg, gelukkig is er een Bouwkundig Woordenboek (1918 – 1920). Dit geeft het woordenboek als uitleg: “Carduustegel, m. Kleine, vierkante tegel van klei, die in metalen bakjes wordt geperst met behulp van een meestal verticale schroefpers, soms met automatischen aanvoer van de klei en afvoer der geperste tegels. Aan den achterkant der tegels worden dikwijls tevens ribben en fabrieksmerken ingeperst. Na droging worden zij in chamottekokers of cassettes in den oven hard gebakken. (Speciaal merk van de fabriek „De Distel”, te Amsterdam.)”
Formaat en voorkant
Behalve dat het een vinding is van De Distel is er weinig dat ons enige opheldering kan geven. Allemaal mooi en aardig de opmerking over de achterkant, maar het is toch echt het formaat én de voorkant die het verschil heeft gemaakt. De carduustegel is een vierkante tegel van klein formaat, van 75 bij 75 mm. De tegel werd gebakken van Rijnlandse klei, een kleisoort die veel ijzeroxide bevat en daardoor roodbruin uit de oven komt. De oven werd op hoge temperatuur gestookt waardoor het een waterafstotend effect kreeg. Bijzonder handig indien gebruikt in de buitenlucht (gevels of portieken)!
Bakken en glazuren
Dat lijkt mij duidelijk, maar het verloop van het proces van bakken en glazuren is m.i. en stuk ingewikkelder. De tegels worden gebakken in matrijzen of zoals hiervoor werd genoemd: in ‘chamottekokers of cassettes’. Chamotte is hittebestendig steen zoals bijvoorbeeld in een pizzaoven of een open haard. Ik ga er vanuit dat er met de begrippen cassette en matrijs hetzelfde wordt bedoeld. Karel Nijkerk (in de tentoonstellingscatalogus, blz. 28-29) schrijft: “Door de openingen in de matrijzen werd een dikker glansglazuurpaté gedruppeld waardoor een hoogreliëfdecor ontstond tegen een aardbruin fond.” Wanneer deze glansglazuurpaté werd ingezet, ingedruppeld, wordt nergens uitgelegd. Er is wel een handleiding ‘Bakproces in de keramiektechniek’: het bakproces. Op deze website staat ook een hoofdstuk over het glazuur. Daar meen ik te lezen dat er voorafgaande aan de aanbrenging van het glazuur een eerste bakproces heeft plaatsgevonden. Nog even over de achterkant, ter herinnering, van de carduustegel. Deze tegels kregen een eigenafdruk in de vorm van een keizerskroon met daaronder het woord Distel en drie zgn. St. Andreaskruisjes.
Naast de carduustegel was er ook de sgrafittotegel. Soms wordt gesproken over de carduustegel bewerkt met de sgrafitto techniek. Lees meer over deze sgrafitto tecniek: HIER. Op You tube vond ik deze (Engelstalige) instructiefilm van 5.17 min.
OF NAAR: Verhaal 54