Als in het bedrijf kwam liep ik altijd direct door naar de eerste verdieping. Daar had je, in mijn herinnering, een tamelijk grote zaal. In die grote zaal zaten heel veel vrouwen, van gemiddelde leeftijd, te typen, dat was de kantoorruimte. Als klein meisje vond ik dat niet zo leuk, ik had altijd het gevoel dat zij keken en dachten: “oh daar heb je de dochter van de baas”. Beneden was een magazijn waar de kleding lag uitgestald. De kleding werd hier door de afnemers gekeurd om in de eigen zaak te worden verkocht. Beneden lagen ook grote strengen wol in pakken. De wol moest nog worden opgeknot.
Armoede én Gezelligheid in de buurt!
Wat mij nog altijd is bijgebleven is de armoede van de buurt en van de mensen. Die armoede heeft op mij veel indruk gemaakt, maar ook de levendigheid en de onderlinge gezelligheid van de buurt.
Ik kwam eigenlijk vooral op zondag naar de Jodenbreestraat, op zaterdag werd er niet gewerkt. Omdat ik eigenlijk altijd rechtstreeks naar de zaak ging kan ik mij niet veel van andere winkels of bedrijven herinneren. Ik kwam niet vaak in andere winkels, we woonden ook niet in de buurt. We woonden zelfs niet in Amsterdam. We woonden, vanaf mijn twaalfde ongeveer, tussen Aerdenhout en Zandvoort. Voor die tijd woonden we in de Minervastraat. We kwamen met de tram van Zandvoort naar Amsterdam. De tram eindigde bij het Spui. Vanaf dit punt lipen we naar de Jodenbreestraat.
Broodjes van Quiros
Wat ik nog wel weet, is dat als we er op zondag waren er vaak broodjes gehaald werden. Dat waren broodjes met pekelvlees of lever. Die werden gehaald bij slager Quiros, die zat schuin tegenover de zaak van mijn vader, op nummer 43. Als we de broodjes op hadden gingen we naar het Concertgebouw.
Een echt familiebedrijf
Het bedrijf was een echt familiebedrijf. Het bedrijf werd geleid door mijn vader (hij was de oudste zoon), zijn broer en twee zwagers die met mijn tantes waren getrouwd. Het bedrijf was een tussenbedrijf, tussen fabriek en winkel. In het bedrijf werkten ongeveer 100 mensen, voor zover ik weet hebben er maar twee of drie mensen de oorlog overleefd. Het bedrijf had ook meerdere vertegenwoordigers in dienst. Zij hadden, ik zie ze nog voor me, grote leren koffers bij zich met stalen en voorbeelden van producten. Zij reisden door het hele land. Veel van de winkels waaraan werd geleverd hadden overigens ook weer een familierelatie. Zo werd er geleverd aan winkels aan de Amstelveenseweg, in de Roelof Hartstraat en in de Kinkerstraat..
Er werd voornamelijk wol en kleding verkocht. Voorbeelden van artikelen die wij verkochten waren: truien, vesten, pullover, shawls, handschoenen, veel ondergoed, BéBé artikelen maar ook de zogenaamde kleinvak artikelen als garen en band en dus ook grote strengen wol. De truitjes en vesten die ik vroeger droeg kwamen allemaal uit de zaak, net als de pyama’s.
Concurrentie in de straat
Onze grote concurrent zat ook in de Jodenbreestraat, dat was De Vries en Van Buuren. Er was wel een groot verschil, wij hadden geen confectieatelier. Er was trouwens nog een De Vries in de Jodenbreestraat, dat was Essie (S.I.) de Vries, mijn man heeft daar gewerkt. De zaak van De Vries & Co (van B.I. en S.I de Vries) was ook een textielwinkel, zij zaten op 7 – 9. Het is mogelijk dat dit vroeger twee zaken waren.