Nadat het café gesloten moest worden, zijn we (dat moet zo rond het jaar 1928 zijn geweest) eerst naar de Indische Buurt verhuisd. De straat waar we kwamen te wonen was de Boeroestraat, op twee hoog. Mijn moeder vond het er maar helemaal niks. We hebben er ongeveer 2 à 3 maanden gewoond. Al die tijd heeft ze lopen huilen, ze miste de binnenstad. Zo zijn we terecht gekomen in de Buiten Bantammerstraat. Dat was nu eens een leuk straatje. Het is zo’n zonde dat een deel van dat straatje later als het ware is opgeslokt door het Scheepvaarthuis. Dat hadden ze nou nooit mogen doen. Het was echt een mooi dorpsstraatje, midden in de stad.
Ook daar heb ik wel eens boodschappen gedaan. Een paar huizen naast ons zat een kruidenier. Ik ging daar wel eens Oranje Pecco Thee halen. Het was eigenlijk heel gewone thee, maar wel met een bijzondere naam. Verder had je in het straatje ook een melkwinkel. Ik heb nog tot mijn 17e in de Buiten Bantammerstraat gewoond. Met winkels had ik niet veel meer te maken. Mijn moeder deed de meeste boodschappen.
Veel interessanter vonden wij, de kinderen, het Gokhuis dat tegenover onze woning zat. Dat was pas spannend. Met name als er een inval van de politie was. Ze kwamen vooral ’s nachts. Dan werden de gokkers in kleine groepjes naar buiten geleid. Daar, voor de deur van de Gokhal, werd een touw om het hele groepje gespannen. Vervolgens werden ze naar het bureau gebracht, met zijn allen tegelijk. De hele straat kon meegenieten en hoorde het gelispel van de opgepakte gokkers in de nacht.