Een straat met een joods karakter

Auteur: IMG_1170.jpg Frits Slicht
Jodenbreestraat

De hieronderstaande verhalen zijn overgenomen uit diverse literaire bronnen en geven een algemeen beeld van de ooit zo levendige straat met een Joods karakter.

Poelier Soester en Van Cleef, 1937 Overzichtsfoto van het huwelijk tussen de heer Fleschedrager en Mej. H. Mof in de Jodenbreestraat voor poelier B. Soester en poelier M. van Cleef, 1937. Bron: fotocollectie JHM

Poelier Soester en Van Cleef, 1937 Overzichtsfoto van het huwelijk tussen de heer Fleschedrager en Mej. H. Mof in de Jodenbreestraat voor poelier B. Soester en poelier M. van Cleef, 1937. Bron: fotocollectie JHM By: Frits Slicht

All rights reserved

Van alles voorzien

Meyer Sluyser schreef: “Door de Damstraat, de Hoogstraat en een stukje Sint Antoniesbreestraat belanden we ‘over de sluis’ op de Braategas. Eigenlijk zijn we al thuis. De Joden Breestraat is bekend terrein. Je kunt er alles kopen. Je kunt bij wijze van spreken, spiernaakt en met geeuwhonger op de Sluis staan, en als je bij de Muiderstraat bent, ben je helemaal verzadigd en aangekleed, heb je een huis met meubelen en bedden erin…alles in die ene straat gekocht: schoenen bij Milhado, kosjere kippen bij Hamerslag, bedden bij Polak.”   

Uit: Er groeit gras in de Weesperstraat - Meyer Sluyser - NV Het Parool 1962 – Amsterdam.


Flaneren in de Jodenbreestraat

In de Jodenbreestraat werd volop geflaneerd. Siegfried van Praag: ‘In de Jodenbreestraat stond men stil, keek en smoesde.’ En Sluyser: ‘Wie in de winkel van Meyer vooraan bij het Markenplein, lang genoeg kieskauwt met zijn broodje met pekelvlees, kan er alle Joden uit de hele wereld ontmoeten.’

Uit: A.Hendriks en J. van Velzen: Van de Montelbaanstoren naar het Minervaplein. 2004. Uitgeverij: Boekhandel & Antiquariaat Blankevoort, Amstelveen ism het Joods Historisch Museum, Amsterdam. Blz 37. 

All rights reserved

1038 keer bekeken

Judith van Praag

Een verdwenen poelier als metafoor

In 1993 ontmoette ik voor het eerst mijn half-broer Maupie of 'Max' zoals hij zich als Canadees immigrant noemde. We spraken af voor het Centraal Station. Nadat ik mijn fiets op slot had gezet keek ik op en zag een man die als twee druppels water op mijn vader Jaap leek. Max was 69 toen ik hem ontmoette, Jaap op twee dagen na 71, toen hij in 1969 overleed. Max zag er een stuk vitaler uit moet ik zeggen, maar toch, 'the spitting image' van onze vader. 

Enfin, we besloten te voet naar het huis van zijn moeder nabij het Concertgebouw te gaan en wandelden via Nieuwmarkt naar de Jodenbreestraat. Aanvankelijk waren we druk in gesprek, maar terwijl we door de Antoniebreestraat liepen verloor hij zijn aandacht voor mij. Mompelend liep hij naast me. Naar mate we dichter bij de Jodenbreestraat kwamen raakte hij meer en meer overstuur. Waar waren toch de zaakjes die hij zich herinnerde, waar was de poulier? Bij cafe-restaurant Tisfris aangekomen riep hij verbijsterd uit: 'De poelier, waar is de poelier gebleven?' Je begrijpt dat onze gang door de Jodenbreestraat geen pretje was.

Dank voor het triggeren van de herinnering!

Vr. gr. uit Seattle, 

Judith