In een van zijn brieven aan de vrienden van Kunst en Strijd schrift hij over ‘een legitimatiebewijs’. Samuel had tot genoemde dag een zogenaamde Sperre. Een Sperre is een document dat tijdelijke vrijstelling van deportatie verschafte. Wie een Sperre had, werd nauwkeurig bijgehouden op de kaarten van de Joodse Raad. Zo ook van Samuel, zijn gezinsleden en huisgenoten.
Dat Samuel een Sperre blijkt uit zijn kaart van de Joodse Raad. Hij is werkzaam als ‘functionaris bij de Eeredienst NIHS’, Houtmarkt 1917. De Houtmarkt was eigenlijk het Jonas Daniël Meijerplein. Maar deze Joodse naam kon niet langer, na de gedwongen naamsverandering in 1942 op last van burgemeester Voûte. Volgens de kaart van de Joodse Raad was zijn vroegere werkkring: ‘Toonkunstenaar leeraar Spraak en Zang’. Als bijzonderheid wordt nog vermeld dat Samuel ‘orthodox’ is. Van zijn vrouw en kinderen zijn ook kaarten van de Joodse Raad bewaard. Op de kaart van Judith, de vrouw van Samuel, staat niet veel meer dan dat zij gesperrt is vanwege haar echtgenoot. De aantekening ‘orthodox’ ontbreekt.
Dochter Cato
Op de kaart van Cato staat dat zij dienster is bij de Joodse Invalide op het Weesperplein 1. Daar staat ook de afkorting JVVVV bij. Dit staat voor de Joodse Vereniging voor Verpleging en Verzorging. Deze vereniging was op last van de Duitse bezetter ‘in het leven geroepen’.
In het Duits is dit een ‘Wohlfahrtsverein’. De JVVVV werd opgericht op 4 november 1942: “….. met als taakomschrijving: ‘de duurzame verzorging van minderjarigen, ouden van dagen, invaliden; de verpleging en verzorging van zieken, alsmede het beheer van de bijeengevoegde Joodse instellingen voor verpleging en verzorging in Nederland’; driemaal dus het woord ‘verzorging’ (waarbij eenmaal zelfs ‘duurzaam’), tweemaal het woord ‘verpleging’.” (Bron: Presser, Ondergang, blz. 485)
Het hoofdkantoor van de vereniging zat in de Tolstraat 127-129, inderdaad het adres van de diamantslijperij van Asscher (op de 3e verdieping). Volgens Presser werd de JVVVV in de volksmond ook wel J.V.-4 genoemd. Op de kaart van Cato staat verder de datum 20 juli 1942. Mogelijk slaat dit op haar indiensttreding bij de Joodse Invalide. Eerder zou ze hebben gewerkt als kantoorbediende. Als ‘bijzonderheid’ krijgt zij net als haar vader de aantekening orthodox.