Mijn vaders’ moeder, die van zichzelf (Alida Antonietta) Rooth heette, had een broer die het hier niet meer zag zitten. Hij vertrok daarom naar Amerika en kwam in Washington, de stad, te wonen. De vader van mijn vader was verdronken in de Geldersekade waardoor zijn moeder met zes kindertjes alleen achter bleef. Haar broer hoorde van haar ongeluk en zei haar: ‘Kom toch naar Amerika, dan voeden we samen die kindertjes op’. Zo vertrok mijn oma met zes kindertjes onder haar arm naar het verre Amerika. We hebben het dan wel over de periode voor 1900!
Haar broer had het tot burgemeester van Washington geschopt en behoorde daardoor tot een bepaalde klasse. Mijn oma had een andere achtergrond. Zij lette niet zo op de kinderen; bijvoorbeeld of de haren waren gekamd of dat ze misschien een snotneus hadden. Haar broer maakte daar regelmatig opmerkingen over, in de trant van: ‘Kan je die kinderen geen zakdoek geven, of kam hun haar toch eens’. Mijn vader heeft mij later daar wel over verteld, dat zijn moeder daar helemaal niet tegen kon. Of hij zich niet mijn zijn eigen zaken kon bemoeien. Het gevolg was dat ze uiteindelijk haar zes kinderen weer oppakte en terug ging naar Amsterdam, naar de Jonkerstraat.
Jaren later, het moet in het begin van de 20e eeuw zijn geweest stond er plotseling een meneer voor de deur. Mijn vader woonde inmiddels op de Zeedijk met een prachtig uitzicht op de Stoofsteeg. Die meneer vertelde mijn vader dat hij lang naar hem had gezocht. Hij was de oom uit Amerika, de burgemeester van Washington. Die man die dus opeens zomaar voor de deur van mijn vader stond, was niemand anders dan de oom uit Amerika. Hij was de burgemeester van Washington waar zijn moeder maar niet mee kon opschieten als het ging om de zorg van haar kindertjes.
Die oom zei: ‘Jongen, nou moet je eens goed naar mij luisteren. Ik zal je geld geven, op de Nieuwmarkt staat op nummer 17 een mooi pand leeg, op de hoek van de Dijkstraat. Als je daar nu eens een café begint, dat past heel aardig in deze buurt. Dan kan je daar je boterham mee verdienen’.
Toen mijn vader dat voor het eerst vertelde, over die oom uit Amerika wilde ik het aanvankelijk niet geloven. Hij zei toen: ‘Als je mij niet gelooft, zoek het dan maar op, het staat in de encyclopedie’. Ik zoeken natuurlijk, want je kunt mij niet alles laten geloven. Maar ja hoor, het stond echt in de encyclopedie: Burgemeester Rooth van Washington.
Toch wel bijzonder hè als je oom burgemeester van Washington is geworden en dat je daar dan geld van krijgt om een café mee te beginnen. Dat was wel wat anders dan harde boenders verkopen. Dat had zijn moeder hem laten doen, toen ze nog in de Jonkerstraat woonden. Ze had hem drie harde boenders gegeven met de woorden: ‘Hier heb je drie boenders, ga die maar verkopen in Abcoude’.
Het café van mijn vader, Café De Vriendschap, werd een echt buurtcafé met allemaal verenigingen uit de buurt . En dan te bedenken dat er na al die jaren nog steeds een café De Vriendschap bestaat, dat zit ook op de Nieuwmarkt (op nummer 1), op de hoek van de Koningsstraat (inmiddels, 2019, ook ‘weg’).