Als de bevrijding daar is, is er tijd om terug te kijken. In het geval van Samuel Englander is in veel gevallen hooguit een korte terugblik of herinnering aan de kwaliteiten van de dirigent Englander. Er zijn wel langere artikelen over hem geschreven en die komen hier natuurlijk aan bod.
Maar eerst toch die korte herinneringen. In de meeste gevallen gaat het om een optreden van één van de oude koren van Samuel. Er wordt dan kort gememoreerd aan het feit dat hij dirigent is geweest en dat zij dierbare herinneringen hebben. Meestal wordt ook geschreven dat hij de gaskamers van Auschwitz niet heeft overleefd. Het is een hardnekkige fout die tot in de jaren zeventig zou voortduren.
Het Amstels Mannenkoor Harmonie komt in 1946 al met een herdenkingsmoment. Zij zingen een aangrijpende compositie van A. Diepenbrock om hun oude dirigent te eren. Kort voor dit concert was er ook een herdenkingsconcert, georganiseerd door Kunst en Strijd. Dit concert is niet terug te vinden in de kranten. Wel is de brochure die voor dit concert is gemaakt bewaard gebleven.
Daarna is het enige tijd stil tot in mei 1949, als blijkt dat het Amsterdams Joods Mannenkoor is ‘herboren’. Volgens het NIW van 1967 al in 1947. Herboren is mogelijk wat cynisch, de meeste leden hebben de Holocaust niet overleefd. Het is Hans Krieg (zijn oorlogsverhaal) die deze heroprichting mogelijk heeft gemaakt. Het koor krijgt veel lof. Het koor doet de nagedachtenis van Englander eer aan. In 1949 is er ook sprake verlies en zijn er veel mutaties. Het gaat dan voornamelijk over die zangers die naar Israël zijn vertrokken.
In februari 1951 wordt Samuel nog genoemd in een herinnering van een zekere G. Maas. Het gaat in dit geval om een herinnering aan Joods Amsterdam aan de vooravond van de Februari staking van 1941. Het is enerzijds een verslag van een ooggetuige die zich voorstelt wat één van die opgepakte Joodse mannen op 22 februari 1941 heeft gevoeld. Anderzijds zijn het nostalgische herinneringen. Zo vertelt deze G. Maas dat hij jonge mannen op het Jonas Daniel Meijerplein ziet die met de armen omhoog kniebuigingen moeten maken en plat op de grond moeten gaan liggen. Hij beschrijft wat hij daarvan vindt: “Het is een ongewoon schouwspel in dit Amsterdam, waar de vrijheid van een mens altijd zo hoog is aangeslagen. Het is een onwerkelijk beeld tegenover de Synagoge, waar het Joodse leven in volle vrijheid kon gedijen, waarachter de Bank, de Joodse Vleeshal, stond, waar in de oude Sjoel (Synagoge) de mannen onder Englander zulke prachtige Jiddische liederen zongen, die vele malen via de radio in de huiskamers van het Nederlandse volk doordrongen.” (Bron: De Waarheid van 10-02-1951)