Mijn moeder was Rebecca Sarlui. Haar vader, Opa Leipi ( zijn echte naam was Levie, Leipi was zijn bijnaam) Sarlui, had een water- en vuurhuisje of winkeltje. Je kon daar bijvoorbeeld voor een halve cent warm water of vuur kopen. De hele buurt kwam langs, in die tijd (de jaren twintig) had nog niemand warm water uit de kraan. Dan kwamen ze met een pannetje of een schaaltje om warm water te kopen. Ze kwamen met een blikken bus om gloeiende kooltjes te halen, want de oudere mensen hadden het snel koud en dan konden ze gloeiende kooltjes in een houten stoof doen of in een bakje.
Het water- en vuurhuisje van mijn opa Leipi was in de Jodenhouttuinen. Waar het precies was weet ik niet, ik heb het nooit terug gevonden. Vroeger had je trouwens best veel van dit soort winkeltjes. Zelf woonde Opa Leipi in de Uilenburgerstraat (waarschijnlijk op nr. 22).
Mijn moeder moest vaak meehelpen in de winkel. Dan stond ze regelmatig te kletsen met vriendinnen van haar leeftijd. Die waren door hun moeder gestuurd om warm water te halen. Maar vaak stonden ze zo lang te kletsen dat het warme water weer koud werd. Konden ze thuis mooi een knal voor hun kop krijgen. Moesten ze opnieuw warm water halen en dat kostte dan weer een halve of hele cent.
Opa Leipi was al vroeg weduwnaar en dan was het de gewoonte dat de oudste dochter het huishouden ging runnen. Eventueel in samenwerking met de andere broers en zusters. De oudste had echter zelf al een gezin. Nadat ze de eigen kinderen naar school had gebracht ging ze naar Opa, haar vader. ’s Avonds na het warme eten ging ze met haar eigen man en kinderen weer terug naar het eigen huis.