De tweede brief van Samuel, van 24 mei 1942, is gericht aan de heer en mevrouw Kuil. Anton Kuil is de voorzitter van Kunst en Strijd. In deze brief (brieven zijn hier niet opgenomen, maar wel in digitaal te lezen bij het Joods Historisch Museum, onder objectnummer D007646) wordt hij ten eerste gefeliciteerd met zijn geboortedag. Het zijn de gebruikelijke woorden zoals de wens dat hij en zijn lieve vrouw nog lang samen kunnen zijn en dat hij nog maar lang betrokken kan blijven bij hun zo geliefde ‘Arbeiders zang’. Deze brief is een antwoord op de brief van de heer Kuil van 17 mei 1942. Deze schrijft onder andere over de goede kritiek die het koor Harmonie heeft gekregen. Dat is best pijnlijk omdat Samuel geen dirigent meer mocht zijn door de maatregelen van de bezetter. Hij schrijft dat de geschreven kritieken hem eigenlijk niet interesseren. Maar natuurlijk is het mooi dat het koor zo mooi heeft gezongen. Hij hoopt dat het koor de kracht kan vinden om door te gaan onder de gegeven omstandigheden. Hij is er verder zeker van dat het koor in de toekomst weer zal worden overgedragen aan Englander. Zoals natuurlijk ook zijn ‘fijnste en oudste koor’: Kunst en Strijd.
Daarna schrijft Samuel dat de genoemde brief van de heer Kuil op 18 mei 1942 is voorgelezen aan de leden van het koor Harmonie en aan de dirigent Jan Smit. De genoemde Jan Smit is een leerling van Samuel. Het lijkt erop alsof Samuel de brief zelf heeft voorgelezen. Hij beschrijft namelijk dat het een aandoenlijk moment was en dat deze verder zo ‘robuste mannen’ een prop in de keel kregen. Vooral ook, zo schrijft hij, omdat het hen herinnerde aan ‘zooveel schoons onder Englander’s leiding’. Samuel heeft wel meegeholpen aan de uitvoering, niet het dirigeren maar het voorbereiden en dat heeft hem veel voldoening geschonken. Hij besluit daarna met de volgende woorden:
“Nu lieve menschen, gaan wij weer hoopvol de toekomst te gemoet, moge spoedig voor geheel de menschheid en voor onze mooie koorzang een schoone tijd aanbreken, van duurzame Vrede, is de innige bede van
Uw Eeuwige Vriend
S.H. Englander
(en fam.)”
Op 26 mei 1943 schrift Samuel nog een brief, maar nu rechtstreeks aan zijn leerling en opvolger Jan Smit (brief staat bovenaan).