Of Sam op het adres Sarphatistraat 57 of elders in een atelier of fabriek zijn leertijd heeft gehad, is onbekend. Sam heeft zijn proef (examen) afgelegd bij: B.R. besluit van 22 december 1915 (onbekende afkorting). Mogelijk naar aanleiding van een kort briefje (aangehecht aan de leerling-kaart van de ANDB) geschreven door M. Goudeket op 10 januari 1916. Hij geeft aan dat S.H. Englander bij hem persoonlijk in de leer is. Het briefje is deels onleesbaar, maar dit is wel duidelijk:
“Door een verzuim mijnerzijds is door dat eenige maanden voor den oorlog geen werk bij ons was heb ik de persoon in kwestie niet voor zijn examens opgegeven. Ik kan u echter verzekeren dat hij zijn vak kent en hem dus gerust zijn diploma kunt geven.
In beleefde groet
Hoogachtend M. Goudeket
Sarphatistraat 57
Tel 10122”
Is dit wel zijn toekomst?
Sam wordt op 8 februari 1916 lid van de ANDB II (lidnr. 2837), negentien jaar oud. Hoewel zijn lidmaatschapskaart van de ANDB onvindbaar is (bij het IISG), weten we één ding wel zeker. Hij heeft gewerkt als briljantslijper bij de al eerder genoemde Goudeket. Op 5 februari 1921 stopt hij, de reden daarvoor is niet bekend. We weten dit omdat hij via de ‘Commissie Steunverleening “uitgetrokken” Diamantbewerkers’ een uitkering aanvraagt.
In het formulier van deze commissie (bron: Stadsarchief Amsterdam) staat dat hij tot en met 12 maart 1921 een uitkering van ƒ 14,40 krijgt uit het werklozenfonds van de vakbond ANDB. Dankzij deze aanvraag weten we nu ook dat hij inwoont bij zijn schoonouders (Rapenburg 20). Sam is op 17 maart 1921 getrouwd met Judith Biet. De huur van deze woning was overigens ƒ 2,10 per week. Sam betaalt de helft van de huur.
De koormuziek ‘lonkt’
In 1921 is Sam al enige tijd dirigent van het koor van de Grote Synagoge. De commissie noemt het ‘de Synagoge Amstelstraat’. Volgens bovenstaande foto uit de collectie van het Joods Historisch Museum was hij in 1921 ook al dirigent van een ander koor, Kunst en Strijd. Over dit koor later meer! Als het al gaat om dit koor, dan gaat het om een ‘select groepje’. 1921 is overigens wel het oprichtingsjaar van dit koor.
Op verzoek van de commissie schrijft het secretariaat van de Synagoge een kort briefje. Hieruit blijkt dat Sam een toelage geniet van ƒ 30,-- per maand. De commissie stelt daarmee zijn weekloon op ƒ 6,92 per week. Op basis van dit bedrag wordt een berekening gemaakt en komt men tot een steunbedrag van ƒ 12,-- per week, ingaande op 15 april. In de maanden daarna zijn drie controle momenten. De situatie blijkt niet te zijn verandert. Desondanks veranderd het uit te keren steunbedrag. Het hoe en waarom is niet duidelijk. Er worden wel berekeningen gemaakt, op de achterzijde van het genoemde formulier, helaas is niet bekend waar de cijfers vandaan komen. Mogelijk zijn er ooit andere formulieren geweest maar zijn die verdwenen. Een andere mogelijkheid is dat er binnen het gezin Biet ook nog verdiensten zijn. Maar dit blijkt niet uit het dossier dat ik via het Stadsarchief heb mogen inzien. Opmerkelijk is wel dat op 22 september 1921 wordt gesteld dat het uitgekeerde bedrag gelijk blijft. Maar het bedrag dat wordt genoemd is ƒ 10,50. Dit wordt doorgehaald en het bedrag wordt ƒ 7,--. In mei 1922 wordt het verhoogd tot ƒ 8,-- en per 11 augustus 1922 tot ƒ 10,50.
Maar eerst en vooral was hij toch koordirigent van het koor van de Grote Synagoge. Het Koor werd veel en vaak gevraagd voor bijzondere bijeenkomsten.