Zwaaf en Heins
Mijn grootmoeder, Kaatje Blog, woonde op een gegeven moment in de Jodenbreestraat. Zij was getrouwd met Alexander Suesan. Zij heette dus eigenlijk Suesan-Blog. Ik heet Blog-Suesan, ik ben namelijk weer getrouwd met een Blog.
Zij woonde boven de winkel van Heins. Heins was een winkel in kruidenierswaren op nummer 34-36. Ik kocht daar wel eens pinda’s, die kostten toen nog zes cent voor een half pond pelpinda’s.
Schuin tegenover Heins zat de winkel van Zwaaf (op nummer 31). Ook Zwaaf was een kruidenierswinkel. Buiten voor de winkel van Zwaaf stonden kisten met dadels’. Joodse mensen dronken ’s middags om een uur of vier koffie. Daarbij aten ze vaak, ik heb het dan over de tijd van voor de oorlog, dadels. Ik ben regelmatig door mijn grootmoeder naar Zwaaf gestuurd. Ik ging dan voor een half pond dadels. Geld voor gebak hadden we niet! Als ik bij de winkel was aangekomen kwam mijnheer Zwaaf naar buiten met zijn bijltje om de dadels te hakken. De dadels zaten namelijk in een groot blok geperst, zo’n vierkant blok. Dat blok was zo hard, dat kon je niet snijden.
Couzijn, de poelier
Verderop in de Jodenbreestraat, op nummer 67, zat de kippenwinkel van Couzijn. Daar hingen de ganzen buiten aan hun nek, aan een touwtje. Mijn vader heeft er een keer eentje gepikt. Die ganzen waren volgens mij best duur, ik geloof toch al gauw een gulden of twintig voor een hele grote (maar dat kan ook wel tien gulden zijn geweest). We woonden toen al in de President Brandstraat. Thuisgekomen zei hij tegen moeder: ‘Zet de soep maar op, ik heb een gans gegannefd.’ (Gannef is oorspronkelijk uit het Hebreeuws, via het Jiddisch en het Bargoens in de Nederlandse taal terecht gekomen. Gannef staat zowel voor dief als schavuit. Aanvulling F.Slicht.)