Esther is geboren op 17 december 1892 als derde dochter van Nathan en Lea Englander. Na haar schooltijd (waar en hoelang is onbekend) kiest zij voor het vak van diamantbewerker. Zij gaat per 7 juli 1909 in de leer bij R. Poppelsdorf in de Domselaerstraat 49 II. Zij is roosjessnijdster (roosjesslijpers werden zo genoemd omdat diamanten 59 facetten hebben om te slijpen en dan lijken ze op een roosje). Op 2 juni 1911 is zij lid geworden van de ANDB (Algemene Nederlandse Diamantbewerkersbond, vakgroep 7, nummer 57), lidnr. 1602. In maart 1910 wordt gekeken naar haar vorderingen. De opmerkingen die gemaakt worden, zijn niet helemaal duidelijk. Zo wordt door de controleur J.S. Veen (?) opgemerkt: (50 stuks per dag, één dag op Donderdag) of 180 per week. Dit wordt onderstreept en dan: 50 à 60 per dag. December 1910 leertijd niet op gewicht 100/1. In hetzelfde jaar, in december, doet zij examen, maar zij zakt. Het advies is om in de vakschool te blijven tot zeker 10 maart 1911. Op 2 juni 1911 loopt haar leertijd af en doet zij haar eindproef voor de Examen – Commissie.
Op haar leerlingenkaart staat dat behalve haar vader er nog twee broers zijn die lid zijn van de ANDB. De ene is, gezien het nummer, haar broer Samuel Henri (Sam). Dat is wel wat vreemd, want op het moment dat zij lid wordt (in 1911), is Sam nog helemaal geen lid. Hieruit mag je afleiden dat de kaarten achteraf worden bijgewerkt en/of aangevuld. De andere broer is Jacques.
Werk en werkloosheid
Esther heeft vanaf juni 1911 enige jaren gewerkt. De naam van haar werkgever wordt helaas niet genoemd. Mogelijk heeft zij haar werkzame carrière voortgezet bij Poppelsdorf, waar ze ook haar opleiding heeft gedaan. Wat opvalt is dat Esther wel erg vaak werkloos is, in de jaren 1915 tot en met 1918 praktisch altijd. In deze periode betaalt ze ook geen contributie, waarschijnlijk omdat werkloze leden vrijgesteld werden van deze betaling. Op haar kaart wordt (per jaar) vermeld wanneer zij een werkloosheidsuitkering heeft ontvangen, uitbetaald door de Bond. Belangrijk om te vermelden is dat vrouwen geen ‘vrouwenlonen’ ontvangen maar hetzelfde verdienen als de mannen (Heertje, De diamantbewerkers van Amsterdam, 1936, blz. 134). Tussen 1919 en 1921 heeft ze wel weer gewerkt, maar ook nu is ze meer dan de helft van het jaar werkloos geweest. Uit dezelfde kaart blijkt dat ze in deze periode ook enige keren een ziekte-uitkering heeft ontvangen van de Bond. Mogelijk is dit van invloed geweest op een mogelijke werkloosheidsuitkering.
In 1922 stopt Esther met haar werk. Volgens de gegevens van haar kaart had dit te maken met de voortdurende werkloosheid. Op 26 mei 1922 bedankt zij als lid. Een andere reden om te stoppen zou ook kunnen zijn dat zij op 8 maart 1922 is bevallen van een dochter: Justina. Op haar kaart staat dit ook aangetekend, zij krijgt via de Bond zelfs een eenmalige uitkering van ƒ 10,--.