Hoewel Bert Nienhuis nog vele jaren zou doorwerken in zijn atelier beperk ik mij tot de periode tot en met 1945. Vanaf 1929 zou hij in de Beethovenstraat 19 twee hoog wonen (boven de Apollo – Apotheek). Hij woont daar samen met zijn tweede vrouw Seline Teixeira d’Andrade en hun twee dochters (geboren in 1928 respectievelijk in 1930). Hij zou haar hebben ontmoet toen hij doceerde aan de Kunstnijverheidsschool Quellinus en zij daar studente was. Bron: www.capriolus.nl
Tot en met 1945 betekent ook de Duitse bezetting en de achterstelling en vervolging van de Joodse Nederlanders. Gold dit ook voor zijn vrouw? Achteraf zou je zeggen, dat is duidelijk. Selina is van Portugees – Spaans joodse afkomt. Maar toen de Ariërverklaringen ingevuld moesten worden en verplicht werden gesteld, probeerde Bert aan te tonen dat zijn vrouw van oorsprong een christelijke achtergrond had. Hij deed dit ondermeer door te verwijzen naar de chaotische periode van de Inquisitie en haar vervolgingen. Omdat Selina zelf ‘vanwege de onbekendheid van de werkelijke afkomst naar Ras’ en verder een verkeerde interpretatie van de gestelde vragen de foutieve conclusie zou hebben getrokken dat zij Joods zou zijn. Eén en ander heeft te maken met de aanmelding voor de Kultuurkamer door Bert. Omdat hij getrouwd zou zijn met de joodse vrouw zou hij geen lid mogen worden.
Hoewel ik alle openbare stukken hierover heb gelezen, ken ik natuurlijk niet de echte beweegredenen waarom hij bij de Kultuurkamer zou willen. Mogelijk betekende een lidmaatschap dat zijn vrouw gevrijwaard was van ‘tewerkstelling in Duitsland’, zoals dit zo eufemistisch werd gesteld. Maar in de inventarissen vond ik nog wel een gedateerde oproep van 14 september 1942 waarin wordt gesteld dat Selina zich op de 19e moest melden. Die oproep is niet op naam gesteld, maar de enveloppe met haar naam is bijgevoegd. Overigens is deze enveloppe van de Dienst Departement Binnenlandsche Zaken. De brief zelf is van de Zentrale für jüdische Auswanderung Amsterdam.
NAAR: Verhaal 17