Je had op de Nieuwmarkt en in de buurt wel veel winkels. Maar zelf hoefde ik niet veel boodschappen te doen. Dat kwam onder andere omdat we een café hadden. De meeste zaken die we nodig hadden, werden bij de deur afgeleverd.
Een winkel die ik me nog wel goed kan herinneren is Jacob Hooy. Die was vooral bekend van de kruiden en de thee (zat en zit op de Kloveniersburgwal). Er was ook een winkel waar ze koloniale waren hadden. Zo hadden ze er pinda’s, valenciapinda’s bijvoorbeeld. De echte naam van de winkel weet ik niet meer, wel de bijnaam: De Vuile Toonbank. Die winkel scheen nogal smerig te zijn.
Verder weet ik nog van Mevrouw De Wilde, die had een melk- annex snoepwinkeltje. Daar kon je voor een cent duimdrop kopen. In dat winkeltje had je nog iets bijzonders, een radio. Zij waren de eersten in de buurt met een radio. Dat was me wat zeg. Dan kon je zomaar naar het buitenland luisteren. Als de radio werd aangezet dan stond er een heel groepje mensen te luisteren, binnen én buiten de zaak. Voor die tijd was het een bijzonder gebeuren.
Als je naar die winkel wilde moest je door de Dijkstraat. Daar, achter de Dijkstraat, had je de Kleresloot (=Kleersloot) en daar zat dat melkwinkeltje. Dat was een echt buurtzaakje, eigenlijk waren alle winkels dat toen. Je kon altijd en overal poffen. Dat moest ook wel, de mensen hadden nu eenmaal niet veel geld. Mijn vader was trouwens pertinent tegen het poffen.
Als ik in een winkel kwam, als klein meisje, moest ik altijd zeggen; ‘schrijft u het op juffrouw?’ Je moest altijd juffrouw zeggen, nooit mevrouw, dat was een kakwoord. Ik deed alleen een boodschap als er thuis iets vergeten was, suiker bijvoorbeeld.