Er wordt wel gezegd dat Jacobus Lob nadat hij De Distel ‘van de hand had gedaan’, hij ruim de tijd had om zich te richten op zijn Joodse werken van liefdadigheid. Is dat wel zo? Want was hij al ruim voor 1923 betroken bij het Joodse Jongensweeshuis, was hij niet zijn vader opgevolgd? Uitgaande van het herdenkingsartikel na zijn overlijden in februari 1942 was hij al betrokken in 1912. In een artikel van augustus 1942, het gaat over de toetreding van J.E. van der Heyden – Lob (dochter Anna) tot het Damescomité van Het Ned. isr. Jongensweeshuis wordt gesproken over de derde generatie. Haar grootvader, Mozes I. Lob was in 1877 geïnstalleerd en bleef tot 1891 verbonden aan het weeshuis. Haar vader trad toe in 1910 en was vanaf 1928 voorzitter van het bestuur (bron: Gedenkboek Megadle Jethomim).
Bestuurder pur sang
Voor zover valt op te maken uit de beschikbare bronnen was Jacobus Lob vooral een bestuurder. Zo zou hij ondermeer zitting hebben gehad in de verschillende besturen van: De Bergstichting, in het F.I.K.A., de Raad van Arbeid en de Gemeentelijke Blindenzorg. Maar meer dan deze vermelding heb ik eigenlijk niet. De beschikbare bronnen (kranten, tijdschriften en andere literatuur) komen soms niet verder dan de vermelding. Dat hij gevraagd werd als bestuurder is niet zo verwonderlijk gezien zijn ruime ervaring als directeur en afgevaardigde namens De Distel in de beroepsverenigingen.
Dat Jacobus Lob lid was van de Gemeentelijke Blindencommissie (uit de Burgerlijke instelling voor Maatschappelijken Steun) blijkt uit meerdere artikelen in de pers. De eerste vermelding dateert van 26 juni 1934 als hij namens de commissie aanwezig is bij de opening van de Gemeentelijke Werkinrichting voor Blinden aan den Amsteldijk. “De heer Lob memoreerde allereerst, hoe deze Instelling tot stand kwam, hij gaf daarna een overzicht van de blindenzorg in het algemeen, die tot 1919 in particuliere handen was gebleven. Tenslotte dankte spr. allen, die medewerkten aan het tot stand komen van de nieuwe inrichting.” Bron: de Tijd van 26 juni 1934. Later blijkt dat hij voorzitter was van de genoemde commissie.
F.I.K.A.
Dat hij bestuurslid was van of bij de F.I.K.A. blijkt voor het eerst uit een artikel uit het NIW van 3 juni 1932. Lob is aanwezig, namens het F.I.K.A., bij het zilveren feest van de Misgab Lajéled (Toevlucht voor het kind). In een kort bericht blijkt dat hij penningmeester was van de F.I.K.A. F.I.K.A. is de afkorting van de Federatie van Instellingen voor Kinderbescherming te Amsterdam. Zie ook de afbeelding bij dit verhaal met de taakomschrijving van de F.I.K.A..
OF NAAR: Verhaal 82