Het grootste en belangrijkste deel over het leven van Meijer Smeer is door mij uitgebreid beschreven op de website van het Geheugen van Oost en op de website Joodsmonument.nl. Tevens is zijn verhaal in twee delen gepubliceerd in het tijdschrift Misjpoge het tijdschrift van de Nederlandse Kring voor Joodse Genealogie (2015-4 + 2016-1). Daarom nu hier de hoofdlijnen en dan vooral de gegevens over zijn werk bij De Distel.
Dossier Aron Smeer
Meijer Smeer was van bescheiden afkomst. Meijer was geboren op 8 september 1886. Van zijn vader Aron en van hemzelf zijn dossiers bewaard van gemeentelijke uitkeringsinstanties waar zij steun hadden aangevraagd. Deze dossiers geven een schat aan informatie. Het dossier van vader Aron (van 26 jan. 1915) geeft aan dat Meijer ten tijde van de aanvraag 9 gulden verdiende. Met vrouw en twee dochters woont hij op de Oosterschekade. Net als zijn getrouwde zusters kan hij de vader niet steunen. Hulp was wel degelijk nodig, het gezin van Aron had inmiddels een huurschuld van drie weken. Besloten wordt het gezin in verband met de suikerziekte van Anna Rozina Smeer – De Korte versterkende middelen te verstrekken met een waarde van 11 gulden.
Het dossier van Meijer bevat meerdere stukken en beslaat ook een langere periode. Het ene deel betreft een dossier van het Burgerlijk Armbestuur, afd. Huiszittende Armen, Weduwenhof en Armenhuis. Er is een aanvraag voor ‘Versterkende Middelen’ ingediend op 5 maart 1917. Het gaat in dit geval om Branca, de vrouw van Meijer. Zij wordt omschreven als ‘zwak’ en dat zij daarom niets kan bijverdienen. Wat er precies aan de hand is, is niet duidelijk. Wat wel zeker is, is dat Branca werkzaam is geweest als roosjessnijdster en dat zij lid was van de ANDB.
Meijer is in 1917 nog steeds werkzaam bij De Distel. Verdient hij in 1915 nog ƒ 9,00 per week, twee jaar later is dit gestegen tot ƒ 14,50.
Het gezin heeft verder twee dochters: Anna Rosina en Eva. Beide meisjes zijn gevaccineerd, Anna Rosina bezoekt de school. Het gezin woont op de Oosterschekade 6. In een bepaalde periode zijn er inwonende familieleden (Benedictus Wagenaar met zijn vrouw Naatje Degen en drie kinderen). De huur bedraagt ƒ 2,50 per week (er is 1 week huurschuld), de ‘fondsen’ zijn ƒ 5,00 per jaar. Met de fondsen gaat het over bijvoorbeeld het begrafenisfonds en mogelijk ook een ziektekostenverzekering.
Hulp is eigenlijk direct nodig, maar de familieleden die worden nagepluisd kunnen ook niet steunen. De ouders van Branca wonen een verdieping lager maar ook zij vallen al ‘in de steun’. De vader van Meijer, Aron, is weduwnaar en woont in bij een van zijn dochters.
OF NAAR: Verhaal 40