Tussen 1895 en 1923 is een bescheiden begonnen plateelbedrijfje in de 1e Jan Steenstraat uitgegroeid tot een Plateelfabriek van naam en faam! De stuwende kracht van dit alles was Jacobus Mozes Lob. Stuwend en beslissend zou hij blijven tot aan de verkoop van de fabriek in 1923. Over hoe het allemaal begon in 1895 gaat het verhaal 10 (zie de inhoudsopgave).
Succes
Dat de fabriek is verhuisd naar de Nieuwe Lijnbaansgracht (later: Valckenierstraat) had te maken met het succes van De Distel. Hoe jong het bedrijf ook was, het behoefde uitbreiding. De locatie voor de uitbreiding die mogelijk gevonden werd door Gompel Bloch. Deze had in betreffende straat zijn kantoor op nummer 35, het latere adres van De Distel. Op nummer 33 zat de Amsterdamsche Diamantslijperij. In maart 1898 gaf deze firma bij monde van J.W. Bottenheim (de eigenaar) de opdracht tot verbouwing van het perceel. Hoogstwaarschijnlijk waren ook de nummers 35 en 37 in eigendom van genoemde Diamantslijperij. Bij de Beeldbank van het Stadsarchief wordt Bottenheim ook genoemd als de architect van de verbouwing. Mijns inziens klopt dit niet, voor zover valt na te gaan was Bottenheim geen architect maar de opdrachtgever. Dat het gaat om de verbouwing tot een plateelfabriek valt af te leiden uit opmerkingen op de bouwtekening, zie bijvoorbeeld rechtsonder: “ijzeren kolom ovengebouw”. Aangezien er geen koopakte bestaat, denk ik dat Lob het pand heeft gehuurd van de Amsterdamsche Diamantslijperij. Dergelijke transacties (koop) werden meestal ook wel opgenomen in de plaatselijke kranten en dit is hier duidelijk niet het geval.
Art Nouveau
De uitbreiding was nodig door de ‘levendige handel in plateel’ en de geringe ruimte op het adres in de 1e Jan Steenstraat (hoewel nog steeds onbekend was op welk nummer De Distel was gevestigd). De Art Nouveau stijl was zo rond 1895 in opkomst in Amsterdam en de vraag groeide. Het was Jacobus Lob die daar op het juiste moment op wist in te spelen. Met het aantrekken van Cor(nelis) de Bruin als artistiek leider, die ‘toevallig’ in de 1e Jan Steenstraat op nummer 51 woonde, haalde hij een meer dan getalenteerd ontwerper binnen. Cor de Bruin ontwierp zowel aardewerk als tegels. De vroege tegeltableaus van De Distel zijn voor zover bekend allemaal van de hand van Cor de Bruin. Volgens het standaardwerk (in drie delen) “The Gouda Pottery Book, Plateel makers in Holland (Gouda and the birth of Dutch Art Nouveau), van Ron Tasman was er tussen 1880 en 1910 sprake van een ware rage als het gaat om Art Nouveau. Wat was er mooier om de nieuwe woning te voorzien van een prachtig tegeltableau. Maar ook het American Hotel aan het Leidseplein zag wel wat in de kleurrijke tegeltableaus. De concurrentie in Amsterdam was groot, ook plateelbakkerijen ‘van buiten’ concurreerden op de Amsterdamse markt. Veel van het tegelwerk heeft de tijdgeest niet overleefd, maar in Amsterdam in de Jan Luijkenstraat en in de Van Eeghenstraat is nog steeds prachtig tegelwerk van De Distel te bewonderen.
OF NAAR: Verhaal 47