Plateelfabriek De Distel (48)

Over de herkomst van de tegels, tegelproductie en opdrachten

Verteller: IMG_1170.jpg Frits Slicht
Auteur: IMG_1170.jpg Frits Slicht
Valckenierstraat
De grote Papegaaienlaan van Artis, bron: Artis

De grote Papegaaienlaan van Artis, bron: Artis

Waar kwamen de tegels vandaan die De Distel ging bewerken. Voor zover bekend is men begonnen met de aankoop van tegels. Zo wordt bijvoorbeeld keramiekfabriek De Sphinx uit Maastricht genoemd, maar ook een Duitse fabriek (Boch). Maar vanaf een bepaald moment is men zelf tegels gaan bakken. Dat valt o.a. op te merken doordat de achterkant van de tegels werden gemerkt met: PLATEEL BAKKERIJ DE DISTEL AMSTERDAM. De later ontwikkelde carduustegels kregen een eigen merk: de Keizerskroon met de naam Distel met drie Andreaskruisjes.

Achterzijde van een carduustegel met het merk, bron: Collectie De Ree, catalogus van Nijkerk.

Achterzijde van een carduustegel met het merk, bron: Collectie De Ree, catalogus van Nijkerk.

De concurrentie in Amsterdam als het ging om opdrachten voor tegelwerk was groot. Opvallend genoeg waren er twee firma’s uit Harlingen die opdrachten in de wacht wisten te slepen. Zo verzorgde de Koninklijk Fabriek van Muurtegels van J. van Hulst ( de Bron) het tegelwerk voor het American Hotel. De andere firma was van Sijbrand Tjallingii die meerdere woningen aan de Adm. De Ruijterweg voorzag van tegeltableaus. De Distel concurreerde vooral met de ‘Faience en Tegelfabriek Holland’ uit Utrecht als het ging om de geveltableaus in de Van Eeghenstraat en de Jan Luykenstraat.

Fragment uit het tegeltableau in de Jan Luijkenstraat met het papegaai motief, foto Frits Slicht

Fragment uit het tegeltableau in de Jan Luijkenstraat met het papegaai motief, foto Frits Slicht

Voor een overzicht van plateelbakkerijen in de twintigste eeuw, zie: Lijst van Nederlandse plateelbakkerijen, 20ste eeuw

Hoe wist De Distel opdrachten binnen te halen?

Zeker in het begin was het lastig om een plaats binnen de wereld van het tegelwerk te veroveren. Maar Jacobus Lob was niet voor een gat te vangen. Hij was niet voor niets de drijvende kracht achter De Distel. Hij had een goed oog voor de markt en zodra hij maar hoorde over een bouwproject meldde hij zich bij de projectleider of de architect. Wat hij vervolgens deed, was dat hij een opdracht gaf aan een bereidwillige decorateur voor een mooi ontwerp. Maar deze kreeg pas betaald als de verkoop door ging. Hoorde hij verder over een jubileum van een firma of een persoon, dan kwam hij met het plan voor een mooi tegeltableau. Op deze manier wist hij klanten binnen te halen en langzamerhand een naam op te bouwen.

Kaart J6 van de Dienst der Publieke Werken, 1.2500. Bron: Inventarisnummer: 30069, coll. Dienst der Publieke Werken

Kaart J6 van de Dienst der Publieke Werken, 1.2500. Bron: Inventarisnummer: 30069, coll. Dienst der Publieke Werken

Herkenbaar?

Zodra de geveltableaus van De Distel enige bekendheid hadden gekregen, herkende men ook de stijl. De ontwerpers of decorateurs van De Distel gebruikten herkenbare stijlfiguren als plant- en bloemmotieven, maar ook vogels waren een terugkerend motief. Eén van de terugkerende vogelmotieven in het vroege tegelwerk van De Distel wordt verklaard door het feit dat de familie Lob en later ook de familie Nijkerk (inderdaad, die van het boek, de catalogus) in de Plantage bij Artis woonde. De papegaai zou verwijzen naar de beroemde Papegaaienlaan. Dit laantje lag overigens in het verlengde van de Plantage Franschelaan (nu: Henri Polaklaan), de straat waar Jacobus Lob met zijn ouders woonde, op nummer 11.

Terug naar de inhoudsopgave

OF NAAR: Verhaal 49 

Alle rechten voorbehouden

30 keer bekeken

Geen reacties

Voeg je reactie toe