Overname of samensmelten?
Hoe je het einde van De Distel nu moet betitelen, is eigenlijk om het even. Een zelfstandige plateelfabriek De Distel bestaat na 1923 niet meer. Zelfs de exacte datum over ‘dit verdwijnen’ is bij niet bekend. Toch is dit vreemd, dergelijke overnames werden en worden veelal begeleid en vastgelegd door notarissen. Indien dit zou zijn gebeurd, werd dit meestal (altijd?) genoemd in bijvoorbeeld de Staatscourant. Deze bronnen ontbreken vooralsnog.
Jacobus Lob en Aart Goedewaagen (18 november 1850 – 11 februari 1927) moeten elkaar gekend hebben en vanaf ergens in het jaar 1920 beginnen de gesprekken, de onderhandelingen. Zoals te verwachten is het een kwestie van loven en bieden. De ene partij beweert meer waard te zijn, de ander wil juist aantonen dat dit minder is. Geeft de ene partij, De Distel, hoog op van haar hoge kwaliteiten als het gaat om de producten. De andere partij, Goedewaagen, wil aantonen dat de markt niet meer staat te springen op het werk van De Distel. In 1922 stuurt Goedewaagen zijn ovenist Johannes Tak naar Amsterdam om de procedures rond het stoken van de oven bij De Distel te bestuderen en te leren. Voor het personeel zal het inmiddels wel duidelijk zijn, er komt een einde aan hun baan.
Het jaar daarop vertrekt De Distel naar Gouda. Voor zover bekend is alleen Willem van Norden mee naar Gouda gegaan. Het bedrijf waar hij komt te werken heet: de NV Koninklijke Hollandsche Pijpen- en Aardewerkfabrieken Goedewaagen. Van Norden wordt chef decoratie bij De Distel divisie. Hij zou tot in 1929 sieraardewerk onder de naam De Distel blijven produceren. De na 1923 ontworpen tegeltableaus kregen regelmatig de naam ‘Goedewaagen Distel’. Zo ook bij het tegeltableau dat te zien is in de hal van het Amsterdams Lyceum.
EXTRA: Meer weten over de geschiedenis van Goedewaagen? Ga dan naar: Expo Gouda Maakt Keramiek
Na de overname
Jacobus Lob blijft nog enige jaren actief of betrokken na deze overname. Volgens Tasman bleef hij tot in februari 1925 directeur van De Distel. Een maand eerder had hij zijn laatste aandelen in De Distel verkocht. Financieel bleef hij tot in 1929 betrokken. Afgesproken was namelijk dat hij jaarlijks een commissie van 5% zou krijgen op verkochte Distel modellen, tot een maximum van 5000 gulden per jaar. In hetzelfde jaar verdwijnt de naam De Distel ook van het aardewerk om voor een korte periode in het midden van de jaren dertig tijdelijk terug te keren.
OF NAAR: Verhaal 77