Plateelbakkerij De Distel (33)

Emanuel (Manus) van Praag en zijn kennismaking met De Distel

Verteller: IMG_1170.jpg Frits Slicht
Auteur: IMG_1170.jpg Frits Slicht
Valckenierstraat

Onderstaand verhaal is mede geschreven op basis van een ruwe of kladversie van een interview, mogelijk uit 1966

Archiefkaart van Emanuel van Praag, bron: indexen SAA.

Archiefkaart van Emanuel van Praag, bron: indexen SAA.

Inleiding

Emanuel is de jongere broer van Philip en werd door hem ‘geïntroduceerd’ bij De Distel. Zelf zou het als volgt formuleren: “Mijn broer was bij De Distel, als schilder en ik ben toen ook bij De Distel gekomen. Ik was toen veertien jaar oud en dat was in 1903. Toen was Jacobus Moos Lob, die directeur was toen samen met Bolk, die is er later uitgegaan.” Dit citaat komt uit de kladversie van een interview dat ergens in de jaren zestig is afgenomen door een zekere ‘Piet de Boer’. Het uitgewerkte interview is, vooralsnog, niet traceerbaar. Bij het stadsarchief (archiefkaart) is de voornaam aldus gespeld: Emanuël. Ik hanteer hier de spelling Emanuel. Zijn geboortedatum is 4 juni 1889. Hij is geboren op het adres Zwanenburgwal 36. Op de gezinskaart van vader Jochem staat opvallend genoeg ook nog dat hij gewerkt heeft als venter. Als dat al zo is, dan heeft hij geen markt- of venterskaart gehad. In 1904 begint hij trouwens met zijn opleiding tot diamantwerker, als roosjesslijper. Zijn leertijd loopt af op 25 februari 1907. Emanuel is dan 17 jaar oud.

Bij De Distel

Gezien het feit dat hij in 1904 begon met zijn opleiding kan hij nooit heel lang gewerkt hebben bij De Distel. Desondanks heeft hij de nodige herinneringen, al dan niet gedeeld door zijn ouder broer Philip. Bij De Distel werd hij ‘de Kleine Flip’ genoemd, naar zijn oudere broer Philip. Welke werkzaamheden heeft hij gedaan bij De Distel?

In het begin moest hij, zoals hij vertelde, ook de kleding van De Amsterdamse Schutterij waar Lob deel van uit maakte ophalen en naar de fabriek brengen (Jacobus Lob was inderdaad lid van de schutterij, in 1906 werd hij zelfs tot kapitein bevorderd). Dat was toen in de Valckenierstraat. In het interview vertelt hij iets over zijn werkzaamheden. Mogelijk heeft hij ook bij de oven moeten waken, waken in de zin dat de boel niet oververhit raakte.

In ieder geval heeft hij ‘vaasjes mogen schilderen’. Hij vertelt in dit verband over Klaas Vet die werkte als modelleur het volgende: “Later ging hij naar Purmerend, de Drie-eenheid, die voerde het Wapen van Purmerend in hun potten. Brandjes was ook in Purmerend, dat waren twee concurrenten. Klaas Vet en Jacob, dat was zijn broer. En toen Vet is begonnen, toen hij bij De Distel weg was, heb ik het eerste vaasje geschilderd en toen werd dat in een moffeloventje gezet, dat had ie zelf gemaakt in z’n tuin. En dat eerste vaasje dat ik mocht schilderen is tamelijk goed gelukt. En toen zijn zij een fabriek begonnen. Onder dat vaasje staat mijn naam.

Vet & Co in Purmerend, bron: Purmerend Museum: Vier plateelfabrieken in P’end.

Vet & Co in Purmerend, bron: Purmerend Museum: Vier plateelfabrieken in P’end.

Brandjes & Co in Purmerend, bron: Purmerend Museum: Vier plateelfabrieken in P’end.

Brandjes & Co in Purmerend, bron: Purmerend Museum: Vier plateelfabrieken in P’end.

Ze maakten eerste een gipsmodel en dat werd er klei in gegoten en als-ie even stond werd de klei hard, en dan moest het veen blijven staan en dan werd het gipsmodel eraf getrokken, dan even wachten en dan in de oven. Dat heette biscuit, dat heet nog biscuit.”

Terug naar de inhoudsopgave

OF NAAR: Verhaal 34

Alle rechten voorbehouden

23 keer bekeken

Geen reacties

Voeg je reactie toe