Soms zou het fijn zijn als iemand ons bij de hand zou kunnen meenemen naar het verleden om dan ergens naar binnen te lopen om vervolgens een getrouw beeld weer te geven van bijvoorbeeld een plateelfabriek als De Distel. Helaas is dit niet mogelijk en moeten we het doen met soms summiere beschrijvingen van een bezoeker. Voor zover ik heb kunnen nagaan zijn dat er twee geweest. In 1909 bezocht een verslaggeefster van “De Lelie; maandelijks katholiek damestijdschrift voor Noord- en Zuid-Nederland”. De verslaggeefster van dienst was Emily Warting. Zij is helaas niet traceerbaar. Het artikel waarin De Distel wordt besproken heeft als titel: ‘Moderne Sierkunst in Huis – Hollandsch Aardewerk’. In hetzelfde tijdschrift heeft ze nog een tweede deel geschreven, dat ging over ‘Zuid - Hollandsch aardewerk’. In de hier aangehaalde citaten heb ik voor zoveel mogelijk de toenmalige spelling gehandhaafd.
De tweede keer dat iemand en bezoek beschrijft is in 1921, daarover later meer (de verhalen 44 + 45)
Het bezoek
Zoals de titel al doet vermoeden is het niet direct een ooggetuigen verlag van het productieproces. Mevrouw Warting had duidelijk meer aandacht voor de schoonheid en functionaliteit van het door haar geziene aardewerk. Na een lange inleiding introduceert zij De Distel als volgt: “De in 1895 opgerichte plateel-bakkerij “De Distel” onder directie van den heer J. M. Lob, mocht zich voortdurend in wassenden bloei verheugen. In een tamelijk onaanzienlijke wijk van Amsterdam staat die fabriek, waarvan men van buiten afgezien niet zou vermoeden, dat zij zooveel fijn kunstwerk in den handel brengt. De directeur kan trotsch gaan op succes. “De Distel” trok van den beginne af de aandacht. Aan den kunstzin en het talent van de heeren L. Nienhuys (die naam maakte met zijn vazen) en den kunstschilder Janssen zijn de vormen, de ornamenteering en de kleur van het Distel-aardewerk te danken. Ontwerper en schilder vulden elkander aan.”
Dat ‘De Distel’ een succesvolle onderneming is, blijkt volgens haar ook wel uit de internationale waardering die het bedrijf al heeft gekregen. Als sprekend voorbeeld noemt zij dat: “Op een tentoonstelling in Sint Louis vóór enkele jaren, kocht de Japansche regeering al het “Distel-aardewerk” der kunstafdeeling aan, voor het museum te Tokio. Waarlijk wel een bewijs, dat dit fabrikaat iets aantrekkelijks en kunstwaarde heeft.”
Daarna schrijft ze dat ze zowel de fabriek als de showroom heeft mogen bezoeken. In inzage in de ruimte, in de indeling of van de werkplaatsen gaat ze halaas verder niet op in. Haar interesse gaat, zoals al opgemerkt, vooral uit naar vorm, kleur en functionaliteit. Bij het artikel zijn meerdere afbeeldingen opgenomen. Elk ‘stuk aardewerk’ dat is afgebeeld wordt door haar uitgebreid besproken. Bijzonder gecharmeerd is zij van het schoorsteengarnituur dat zij onder ogen krijgt.
Zo schrijft zij over deze afbeelding: “Nog een andere moderne schoorsteengarneering geeft fig. ‘f’, te aanschouwen. Hoe rustig en smaakvol vertoont zich dat bloembakje met bijhoorende vazen. Wat fraaie vormen en kunstig decor gaf daaraan de kunstenaarshand van Nienhuys. Dergelijke garneering wordt tegenwoordig in het salon veel gekozen, de bloembak gevuld met fijne varenplanten geeft een prachtig effect, bij de weerkaatsing in den spiegel, veel mooier dan een klok.”
OF NAAR: Verhaal 43