Onderstaand verhaal (+ het volgende verhaal) is gebaseerd op een hoofdstuk uit het boek “Industrieel Nederland”, uitgegeven in 1921 en geschreven door: Jhr. G.A.A. Just de la Pairières. Het is een omvangrijk boekwerk dat zo’n beetje alle bedrijfstakken aan bod laat komen. Het is meer dan ruim voorzien van afbeeldingen en via Delpher door te kijken ( inhoudsopgave: Industrieel Nederland. ) Hoewel het jaar van uitgave 1921 is, is het meer dan zeker dat de beschrijving over De Distel van voor 1921 is. De schrijver benadrukt dit ook in zijn voorwoord. Wanneer het bezoek ook werkelijk heeft plaatsgevonden is daarom niet duidelijk.
Het hoofdstuk over De Distel begint met de volgende treffende inleiding: “In een nog idyllisch rustig gedeelte van Amsterdam, de Valckenierstraat, verscholen achter een leelijk massaal blok huizen, gelijk aan vogelkooien, ligt de Plateelbakkerij “De Distel”. Even bescheiden als haar tegenwoordige plaats, temidden harer “brillante” omgeving van diamantslijperijen en zagerijen, is het begin geweest dezer tegenwoordig zoowel in binnen als in buitenland bekende fabriek.”
Het productieproces
Slechts bij hoge uitzondering, zo vertelt de schrijver, mag de fabriek bezocht worden, zeker als het gaat om de fabricage van het plateel. De eindproducten daarentegen zijn wel te bezichtigen. Het is dan ook een bezichtiging die wel een indruk geeft over de fabriek, maar om nu een duidelijk beeld te krijgen hoe het intern er uitzag, dat is helaas niet mogelijk. Wat wel duidelijk is, is dat er meerdere ruimtes zijn. Zo begint ‘de bezichtiging’, in het souterrain waar de belangrijkste grondstoffen liggen opgeslagen. In deze ruimte worden de diverse soorten in grote kuipen gemengd. Menging, ‘zeeften’ en persen zorgen voor een bijzonder soort klei. Daarna gaat het naar de zogenaamde ‘kleiwerkerszaal’. Hier werken meerdere werklieden tussen misschien wel honderden gipsvormen, vormen die nog voortdurend worden vermeerderd.
Het zijn ‘de kleiwerkers’ die de eerste vormen in de gipsen modellen gieten of persen. Dit is afhankelijk van hoe dik de kleilaag moet zijn. Zij doen ook de afwerking van de modellen, zij voorzien het vaaswerk bijvoorbeeld van ‘oren’ of ‘tuitjes’. Na een droogperiode in de gipsvormen in de droogruimte gaat het naar de volgende ruimte, het ovengebouw: “waar ze in vuurvaste bakken geplaatst worden in één der massale ovens. Deze bakken worden opeen gestapeld en de voegen weder met vuurvaste klei hermetisch gesloten.” Just de la Pairières noemt dit ‘de biscuit brand’.
OF NAAR: Verhaal 45